Geascendeerde Meester Jezus, 11 februari 2010
Dit is precies het bewustzijn waar de katholieke kerk mee doordrenkt is. De gevallen wezens die hier op aarde de valse hiërarchie voor de aarde vormen, waren er snel bij toen ze zagen dat het christendom niet uitgeroeid kon worden en niet vanzelf zou uitdoven – ze waren er snel bij om hun oude axioma op te volgen: “Als je ze niet kunt verslaan, ga er dan bij.”
Zij bemoeiden zich al heel gauw met het christendom en probeerden dat te beïnvloeden en te vervormen door er, iets wat ik toxische ideeën heb genoemd, in te laten sluipen. Toxische ideeën die het christendom – op subtiele en schijnbaar niets met elkaar te maken hebbende manieren – in een neerwaartse spiraal heeft gebracht die iets heeft gecreëerd, wat je hier ziet, de kathedraal van Sint-Pieter, de Sint-Pieterbasiliek, een monument voor het doodsbewustzijn dat bij Petrus begint en helemaal terug te traceren is, want dit is de waarheid over de apostolische opvolging waar de katholieken zo trots op zijn.
De waarheid is dat zij juist het bewustzijn van Petrus, het doodsbewustzijn, in een ononderbroken lijn in stand hebben gehouden. En waarom is het een ononderbroken lijn? Omdat het doodsbewustzijn op het fysieke vlak in een ononderbroken lijn gehandhaafd kan worden, terwijl de Geest niet in een ononderbroken lijn gehandhaafd kan worden, omdat de Heilige Geest waait waarheen hij wil. Die kun je niet in een systeem, een mentaal kader, een bepaald bouwwerk, zoals een kerk of een organisatie, vangen. Er kan geen ononderbroken lijn van de Geest zijn, want sommigen hebben de Geest alleen maar een tijdje. Anderen zullen die hun hele leven houden, maar waar zal de Geest landen wanneer zij er niet meer zijn, wie staat er open voor de stroom van de Geest?
Je kunt de Geest kan niet in een organisatie vangen
Dit is natuurlijk het probleem en je begrijpt wel dat dat een organisatie onmogelijk een ononderbroken lijn van de Geest heeft. Dat kan gewoon niet, want als je aan een organisatie begint en wanneer die organisatie een bepaalde grootte en complexiteit krijgt, hebben de mensen die de structuur, de complexiteit, hebben gevormd, er onvermijdelijk voldoende van in hun bewustzijn gegoten om een levende entiteit, een levend beest, van te vormen. En dat beest zal proberen zichzelf in stand te houden, het te overleven. En dan zal hij die organisatie gebruiken om zichzelf te in stand te houden.
Als de mensen die in de organisatie zitten, hun sterfelijke identiteit niet willen laten sterven, zelfs schijnbaar de organisatie willen laten sterven – zodat die voortdurend herboren kan worden – dan zullen ze toegeven aan dat beest en hem de continuïteit geven die hij zoekt. Hij bestaat niet in de Geest en daarom moet hij onsterfelijkheid zoeken in het fysieke octaaf door ervoor te zorgen dat de mensen hem aanbidden, het beest aanbidden in plaats van de Levende Christus – die niet aanbeden hoeft te worden, maar wil dat je één met mij wordt.
Ik heb geen behoefte aan aanbidding. Ik heb mensen nodig die één met mij willen zijn in de voortdurende regeneratie, de voortdurende zelftranscendentie. Maar de mensen die niet willen transcenderen, die niet het oude willen laten sterven, willen continuïteit in het fysieke octaaf in de vorm van een structuur, een organisatie, een kerk. En dit zie je juist hier in het mausoleum van de dode pausen, die totaal geen Geest hebben, want ze hebben geen band met de waarheid over wie ik ben of waarom ik op aarde kwam. Ze hebben alles waar ik voor stond, alles waar ik tegenwoordig voor sta, vervormd. Er is absoluut niets wat vibreert met de waarheid over wie ik ben.
Er is geen plaats voor Christus in de kerk
Deze boodschapper besefte toen hij hier rondliep dat er nauwelijks afbeeldingen van mij waren, maar zelfs de afbeeldingen van mij die hij hier wel vond, waren niet representatief voor mij. Terwijl hij hier rondliep, en een zonnestraal ontwaarde die door een raam naar binnenviel, besefte hij dat dit het enig ware spirituele licht binnen was – dat van buitenaf dit bouwwerk binnenviel dat geen leven in zich heeft – dat geen Geest in zich heeft – want er is geen plaats voor mij.
Er is geen plaats voor mij in dit bouwwerk, in de organisatie – er is geen plaats voor mij. Hoewel veel mensen die hier komen mij in hun hart toegewijd zijn, wordt de devotie die zij bezitten, zo beïnvloed door de gesneden beelden die de katholieke kerk – en andere belangrijke christelijke kerken – heeft gemaakt dat er totaal geen plaats is voor de Levende Christus. Er is enkel plaats voor de dode Christus die aan hun beeld voldoet. Als ik niet aan hun beeld beantwoordde, dan zouden ze mij ogenblikkelijk mijden. Ze zouden zich van mij terugtrekken, mij zelfs de duivel noemen, net als toen ik op aarde was en de Schriftgeleerden en farizeeërs zeiden dat ik een valse profeet of de duivel was. Ze zouden nu hetzelfde zeggen als ik de boodschapper op liet staan om een flink spektakel te maken. Ze zouden ogenblikkelijk de Levende Geest die door iedereen stroomt, verwerpen, want ze zullen niet toegeven dat iemand de Levende Geest kan hebben, want ze denken dat de Geest in dit bouwwerk gekooid is, zodat die maar bij één persoon berust, de paus.
Maar kijk eens naar hem en de preek en de dienst die hij vanmorgen heeft gehouden. Bevond de Levende Geest zich in die man? Ik zeg: “Nee”, er was geen vonk, er was geen vonk van leven. Hij is niet bereid om met de Rivier van Leven, met de vreugde van het leven, mee te gaan. Er is slechts een gepleisterd graf, dat aan de buitenkant prachtig lijkt, met alle pracht en praal die je aan het bouwwerk ziet, maar het bevat geen waarheid – het is gevuld met doodsbeenderen. De doodsbeenderen die hier opgeslagen liggen in de vorm van de doodsbeenderen van de overleden pausen.
Dit is een deel uit een langere lering. Je kunt het hele dictaat hier lezen.