Geascendeerde Meester Gautama Boeddha, 31 december 2009
Hoe kun je ooit een constructief doel bereiken, als de aanklager niet wil doen wat jij net hebt gedaan? Iemand die jou aanklaagt, kan bij jou natuurlijk iets aanwijzen wat niet juist is. Dan kun je dat als kans aangrijpen om iets te leren, maar je moet je er ook van bewust zijn dat sommige mensen, hoewel ze jou iets zien doen wat niet juist is, misschien niet in de bewustzijnsstaat zijn om te willen toegeven dat alles een uiting van bewustzijn is. Je ziet een heel simpele waarheid. Er is gezegd dat jij iets wat je als een fout ziet bij een ander, ook in jou aanwezig is. Dit is geen universele waarheid, want wanneer je het Christusbewustzijn hebt, kun je inderdaad een fout, een splinter, in het oog van je broeder zien en dit kan natuurlijk een juiste observatie zijn – en dat is ook zo wanneer je het Christusbewustzijn hebt.
Niettemin kun je in het Christusbewustzijn nooit iemand aanklagen, want je hebt het aanklagende bewustzijn dat uit de dualiteit geboren wordt, getranscendeerd – en dus klaagt de Christus niet aan. Er zit een belangrijk maar subtiel verschil tussen iets aanwijzen wat moet worden gecorrigeerd en dit doen met de aanklagende energie die erop uit is de ander te berispen. De Christus heeft maar één doel en dat is de ander verheffen. En wanneer je iets aanwijst wat moet veranderen, dan doe je dat op een constructieve manier omdat jij iemand probeert te helpen om iets te transcenderen.
De aanklager is er echter niet in geïnteresseerd of andere mensen zichzelf transcenderen. Die is slechts geïnteresseerd in anderen naar beneden halen en dat is zijn motief, dat is zijn bedoeling, dat is de energie die hij op anderen projecteert. En wanneer jij je hebt bevrijd van de onzuiverheden in jouw bewustzijn, dan kom je op een punt waarop jij iets helder kunt zien. Zoals Jezus zei: wanneer jij de balk uit je eigen oog hebt verwijderd, kun je duidelijk zien wat er aan de hand is in het bewustzijn van iemand anders. En als je ziet dat iemand ervoor openstaat om met jou aan zichzelf te werken, dan doe je al het mogelijke om die persoon te helpen. Maar als je ontdekt dat iemand niet op het punt komt waarop hij wil toegeven dat alles een uiting van bewustzijn is, dan kun je in sommige gevallen beter een andere koers varen – zoals Jezus de Schriftgeleerden en de farizeeërs heeft aangevochten door de tafels van de geldwisselaars om te gooien – of kunnen besluiten om deze mensen juist met rust te laten. Er is niet één goede of één slechte manier om hier mee om te gaan, want er zijn fases op het pad.
Wat wij de fase van de Christus noemen, het pad naar Christusschap, waarbij het juist de bedoeling is dat je de wereld intrekt en óf probeert mensen te helpen óf de mensen uitdaagt die niet hogerop willen komen. Maar na die fase komt de fase van het Boeddhaschap, waarbij je ziet dat ik er niet actief op uit trok; ik trok mij terug uit de maatschappij en vormde een sangha die apart stond. Ik liet de studenten bij mij komen, wat het voordeel had dat ik de mensen kon wegsturen die er nog niet klaar voor waren. Ze hadden dat ene besef nog niet wat de essentiële sleutel was die je toegang gaf tot mijn sangha; namelijk dat je wilt toegeven dat alles een uiting van bewustzijn is. En daarom – luister goed – daarom ligt de sleutel tot jóúw persoonlijke vooruitgang in je eigen bewustzijn.
Wat er nu op de wereld gebeurt, zelfs bij spirituele mensen, is dat ze gevangenzitten in het bewustzijn van de aanklager van de broeders, de neerwaartse spiraal waarin zij zich voortdurend richten op andere mensen, zich richten op het veranderen van andere mensen. Ze denken dat zij allemaal veranderingen tot stand moeten brengen op de wereld of in andere mensen, of zelfs andere mensen moeten beoordelen of veroordelen of ontmaskeren. Zij bevinden zich voortdurend in een bewustzijnsstaat waarin ze anderen willen veranderen in plaats van hun eigen bewustzijn.
Dit is natuurlijk prima. Je hebt vrije wil, je hebt het recht om in die bewustzijnsstaat te zijn en de ervaringen te krijgen die je nodig hebt in die bewustzijnsstaat. Ik, als de Boeddha, had het recht om mijn sangha te vormen als een plaats die losstond van het aanklagende bewustzijn. Ik had dus het recht om een barrière bij de ingang te zetten die zei dat degenen die niet wilden erkennen dat ze hun eigen bewustzijn moesten veranderen – in plaats van het bewustzijn van anderen proberen te veranderen – het nog niet waard waren, er nog niet klaar voor waren, om naar de sangha van de Boeddha te gaan en rechtstreeks instructies van mij te krijgen.
Zij mogen buiten blijven en andere vormen van instructies ontvangen zoals de instructies die je tegenwoordig kunt krijgen van de wereldlijke religie die het boeddhisme nu is, of andere religieuze of spirituele leringen. Je ziet echter tegenwoordig ook dat er mensen zijn in de traditie van het boeddhisme die een echte goeroe zijn die een hogere bewustzijnsstaat heeft bereikt. Je ziet dat elk van hen ook persoonlijke criteria heeft voor wie ze in hun innerlijke cirkel als persoonlijke discipelen, persoonlijke leerlingen, toelaten.
Want jij hoeft natuurlijk niet net als de Boeddha te werken met bijna iedereen die bij jou aanklopt. Dat is eigenlijk de initiatie van de Christus, omdat jij als de Christus door een fase heengaat zoals Jezus heeft gedemonstreerd, waarin je met iedereen te maken krijgt ongeacht hun bewustzijnsstaat. Je krijgt te maken met lepralijders; je krijgt te maken met verschillende ziekten, mensen die door demonen worden bezeten – allerlei mensen die in allerlei overtuigingen vastzitten. De Christus staat op de wereld en de Christus moet omgaan met iedereen die de Christus ontmoet; met die persoon in overeenstemming met zijn of haar creativiteit en onderscheidingsvermogen en zijn niveau van Christusschap. Dit is heel aanvaardbaar – daarom gaat de Christus eropuit in de wereld.
Maar de Boeddha zit op het niveau dat hij een aparte sangha heeft gevormd en de studenten moeten eerst bepaalde initiaties ondergaan voor zij toegang krijgen. De sleutel om als student van de Boeddha, een kandidaat voor het Boeddhaschap, beschouwd te worden, is dat je juist toegeeft dat alles in de wereld van vorm een uiting is van bewustzijn en dat daarom alles wat jíj op de wereld tegenkomt een uiting is van jouw bewustzijn – als jij erop reageert.
Dit is een deel van een langere lering. Het hele dictaat kun je hier lezen.