Geascendeerde Meester Gautama Boeddha, 8 april 2007
Er zijn echter wel nuances die de gevorderde studenten al moeten kennen. En dit is één waar ik vandaag mijn verhandeling over wil houden. Het is heel goed mogelijk dat iemand zich bewust wordt van het pad naar Christusschap en wat grip op dat pad krijgt, het pad opgaat, aan die vorm van dienstbaarheid begint omdat hij beseft dat er veel dingen op de wereld moeten worden veranderd, dat er veel illusies moeten worden uitgedaagd. En die persoon begint misschien deze illusies aan te vechten, maar het risico zit er altijd in dat hij vast komt te zitten op een doodlopende weg door uit evenwicht te raken.
Er zijn veel spirituele en religieuze mensen die zich bewust zijn geworden van de noodzaak dat ze iets moeten doen om betere tijden, een betere samenleving, een spirituelere samenleving of zelfs een gouden eeuw tot stand te brengen. Ze zijn ontwaakt of hebben zich bekeerd; ze staan in vuur en vlam om voor God – hoe zij die ook zien – of voor de geascendeerde meesters aan de slag te gaan en zij werpen zich daar met veel enthousiasme op.
In zekere zin vinden wij het geweldig dat wij mensen in deze fase zien, want ze zijn zeker veel levendiger en onderhoudender om naar te kijken dan de mensen die alleen maar voor de televisie zitten en denken dat het doel in het leven popcorn eten is en langs de kanalen zappen tot zij zo suf zijn dat ze nauwelijks meer een persoonlijke gedachte hebben; die zo overweldigd zijn door het massabewustzijn dat door het televisietoestel komt, dat ze wel dood, spiritueel dood, lijken.
Maar hoe tevreden wij ook zijn over het feit dat wij mensen zien ontwaken, ik moet toch zeggen dat wij heel vaak merken dat deze mensen op een doodlopende weg komen door hun onevenwichtige benadering van wat zij als hun werk voor God, misschien zelfs wel hun Goddelijke plan, beschouwen. We hebben bij alle religies wel gezien dat een bepaald percentage studenten bijna overenthousiast wordt om veranderingen op de wereld door te voeren. Ze staan zo ‘in vuur en vlam’, zoals ze zeggen, dat ze elk perspectief en evenwicht kwijtraken.
En hoe komt dat? Omdat zij niet het perspectief van de Boeddha hebben van wat het betekent om de Christus in actie te zijn. Als de Levende Christus in actie, kun jij niet zo volledig onthecht zijn dat je zegt dat niets er meer toe doet. Je kunt je niet op het grijsdenken verlaten dat alles uiteindelijk wel goed komt, omdat Jezus of een UFO wel zal komen om deze planeet op een of andere manier te redden.
Daardoor stel jij je als de Levende Christus in actie bloot aan de spot en veroordeling van mensen. Je gaat vaak tegen hun ego in en dat doe je omdat jij werkelijk om ze geeft. Je geeft zoveel om hen dat jij je door hen wilt laten afwijzen en vervolgen, net als Jezus genoeg om hen gaf om zich door hen aan een kruis te laten nagelen, zodat zij de kans kregen om hun eigen dualiteit te openbaren.
Als de Levende Christus geef je dus om hen. Dat is de reden dat jij mensen in de war wilt maken. Maar die zorgzaamheid behouden is een heel wankel evenwicht. Het is namelijk heel gemakkelijk om te enthousiast te worden, over de grens heen te gaan en je aan een bepaald resultaat van het werk te hechten, eraan gehecht te raken om een bepaalde reactie van andere mensen te krijgen.
Dit is een heel dun lijntje. Het is de grens tussen de rechte en smalle weg van Christus en de brede weg van de antichrist. Want hoewel je om andere mensen geeft, hen wakker wilt maken, moet je nooit vergeten dat God hen vrije wil heeft gegeven. Je hoeft hen alleen maar het voorbeeld, de kennis, het inzicht, de wijsheid, het Levende Woord, te geven dat hen de vrije keus laat om het dualiteitsbewustzijn op te geven. Maar jij mag niet aan een bepaald resultaat gehecht raken.
De uitdrukkingsvorm van dat soort gehechtheid zijn de mensen die het spel van de getallen spelen. Hoeveel leden heeft hun kerk? Hoeveel leden heeft hun religie? Zie maar eens hoeveel christenen trots zijn op het feit dat het christendom de grootste religie ter wereld is. Maar wanneer het eropaan komt, is het christendom zo divers dat je het nauwelijks een samenhangende religie kunt noemen.
Wat ik hiermee echt wil zeggen, is het volgende: degenen die het spel van de getallen spelen, degenen die hun religie met die van anderen vergelijken – de behoefte hebben om het gevoel te hebben dat hun religie beter is – tonen daarmee vanzelfsprekend aan dat zij eraan gehecht zijn. Ze kunnen – in zekere mate – misschien nog steeds vanuit zuivere motieven dienstbaar zijn, maar er is een gehechtheid die hun motieven vervormt en hen zelfs voor de leugen van de slang openstelt dat het doel de middelen heiligt.
Dit is een deel van een langere lering. Het hele dictaat kun je hier lezen.