Het basale inzicht in hoe het universum werd geschapen

door Kim Michaels

De geascendeerde meesters onderrichten dat wij – zowel wij hier in het materiële rijk als de meesters in het spirituele rijk – binnen een kosmische eenheid leven, die de ‘wereld van vorm’ (de vormwereld) heet. Onze specifieke wereld is één van talrijke andere.

Buiten die wereld van vorm bestaat een ander niveau dat de meesters het ‘Al-zijn’ noemen. Het Al-zijn kan echter niet nauwkeurig worden beschreven met de woorden en concepten die onze wereld van vorm heeft, en dus zeggen de meesters er niet veel over. Er zijn echter wezens in het Al zijn en zij presenteren zich als de vertegenwoordiger van bepaalde goddelijke eigenschappen, zoals onvoorwaardelijke liefde of oneindig licht.

Een wereld van vorm wordt door een individueel wezen geschapen dat het bewustzijnsniveau heeft bereikt dat zelfs het niveau van de geascendeerde meesters ontstijgt. Dit wezen wordt de Schepper genoemd, wat de meeste mensen God noemen. De Schepper begon aan het proces van het scheppen van onze wereld door een sferische (bolvormige) grens om zichzelf heen te vormen, en daardoor een sfeer te scheppen die apart van het Al-zijn stond. De reden is dat het in het Al-zijn niet mogelijk is om de ervaring te krijgen dat je een gescheiden wezen bent of dat er gescheiden vormen bestaan.

Toen die grens eenmaal vastgesteld was, trok de Schepper zijn wezen en bewustzijn samen tot een enkelvoudigheid in het centrum van die sfeer (tot één enkel punt). Dit betekent dat de rest van de sfeer leeg werd, het werd een leegte zonder verschillende vormen.

De Schepper definieerde vervolgens een substantie uit zijn eigen wezen. De meesters noemen deze substantie het Ma-terlicht, maar wij kunnen het ook als een vorm van energie beschouwen. Die energie heeft geen vibratie, maar wel het potentieel om een vibratie, een vorm, te worden.

De Schepper projecteerde het Ma-terlicht buiten de enkelvoudigheid en schiep een sfeer buiten de leegte. Deze sfeer werd met energie gevuld die binnen het spectrum van frequenties vibreerde die veel hoger was dan wij in de materiële wereld zien.

De Schepper schiep toen bepaalde structuren in die eerste sfeer. Je zou het kunnen vergelijken met, maar niet identiek aan, de sterrenstelsels, zonnestelsels en planeten die wij in onze wereld zien. Die structuren werden door de Schepper geschapen door een mentaal beeld in zijn geest te vormen en die dan op die basale energie te projecteren in de sfeer, het Ma-terlicht. De energie stroomde erin, of nam de vibratie van de matrix aan die eraan werd opgelegd.

De Schepper schiep vervolgens een aantal van zichzelf bewuste wezens en zond hen naar die eerste sfeer, waar zij een ‘lichaam’ aannamen dat uit dezelfde energie werd gemaakt als de rest van de sfeer. Die eerste van zichzelf gewaar zijnde wezens werden uit het bewustzijn of het Wezen van de Schepper geschapen. Zij waren dus in werkelijkheid niet van de Schepper gescheiden. Maar zij werden geschapen met een eenpuntig of lokaal gevoel van zelfbewustzijn, wat inhoudt dat zij zich beschouwden als een individueel wezen dat in een omgeving bestond dat anders was dan zij. Zij namen de Schepper ook niet direct waar, hoewel zij een gevoel in hun innerlijk hadden dat zij met iets verbonden waren buiten hun individuele zelf. Zij zagen zich ongeveer hetzelfde als wij ons zien: met een duidelijk onderscheid tussen ‘zelf’ en ‘ander’.

Die eerste van zichzelf bewuste wezens werden ontworpen om medeschepper te zijn. Zij hadden dezelfde vaardigheden als de Schepper, wat betekent dat zij mentale beelden konden vormen en die op het Ma-terlicht projecteren. Door met die vaardigheid te experimenteren, kregen de medescheppers geleidelijk aan meesterschap over hun omgeving en begonnen structuren te maken naast de structuren die de Schepper al had gedefinieerd.

Door dit medescheppende proces werden deze wezens bewuster; zij breiden hun lokale zelfgevoel uit. Ze gingen beseffen dat zij veel betere structuren konden maken door met elkaar samen te werken en zij begonnen ook door te krijgen dat hun macht uiteindelijk van de Schepper kwam. Dus overwonnen ze geleidelijk het onderscheid tussen ‘zelf’ en ‘ander’. Ze gingen zich realiseren dat alle van zichzelf bewuste wezens verlengstukken van het Wezen van de Schepper zijn. Elk wezen is dus één met zijn bron en alle wezens zijn één met elkaar. Zelfs het Ma-terlicht is een verlengstuk van het Wezen van de Schepper, wat inhoudt dat alles één is.

Toen zij zich bewust begonnen te worden van hun ware identiteit verhieven de eerste medescheppers het vibratieniveau van de eerste sfeer totdat het hoogste potentieel werd bereikt dat deze kon krijgen. Op dat moment werden de eerste medescheppers de eerste geascendeerde meesters, die toen meester waren geworden over hun zelf en hun omgeving.

Na de ascensie van de eerste sfeer definieerde de Schepper een nieuwe sfeer binnen de leegte. Die werd weer uit het Ma-terlicht gemaakt, maar de basale energie was een beetje dichter dan die van de eerste sfeer. De geascendeerde meesters uit de eerste sfeer definieerden toen bepaalde structuren in de tweede sfeer. Zij zonden toen verlengstukken van zichzelf naar de tweede sfeer om daar een lichaam aan te nemen dat uit de energie van die sfeer bestond.

De tweede generatie medescheppers ging ook door dit proces heen van het vergroten van  hun bewustzijn van zichzelf en in hun sfeer mede te scheppen. Zij brachten de tweede sfeer op het punt van ascensie, waardoor zij ook geascendeerde meesters werden.

De Schepper schiep vervolgens een derde sfeer die nog dichter was dan de tweede sfeer. De geascendeerde meesters uit de tweede sfeer maakten daar structuren in. Zij zonden toen van zichzelf bewuste verlengstukken van zichzelf naar de derde sfeer en het proces werd opnieuw herhaald.

Dit proces is nu diverse niveaus verder en wij leven in de zevende sfeer die binnen deze oorspronkelijke wereld werd geschapen. Onze sfeer is ook uit het Ma-terlicht geschapen, maar die is nog dichter dan de vorige sferen. Dit houdt in dat het gemakkelijker te geloven is dat wij niet alleen individuele wezens zijn, maar dat wij gescheiden wezens zijn – gescheiden van elkaar, van onze omgeving en van onze bron.

Niettemin zijn wij nog steeds individuele verlengstukken van die Ene Geest en het Wezen van de Schepper. Wij hebben hetzelfde vermogen om mede te scheppen, door mentale beelden te vormen en die op het Ma-terlicht te projecteren. Wij zijn ook medescheppers en het is onze taak om onze medescheppende vaardigheden te gebruiken om de vibratie van onze hele sfeer te verhogen tot die ook ascendeert en onderdeel wordt van het spirituele rijk.

Maar het ligt niet in de bedoeling dat wij alleen onze sfeer verheffen. De bedoeling van ons is om ons zelfbewustzijn te verhogen tot wij ook kunnen ascenderen en geascendeerde meesters worden. Op dat moment worden wij een onsterfelijk wezen en kunnen wij ons zelfbewustzijn blijven vergroten totdat wij hetzelfde niveau krijgen als onze Schepper. Op dat moment kunnen wij zelf een Schepper worden, die onze eigen werelden van vorm kan scheppen. In feite wordt de wereld van vorm geschapen om als podium te dienen voor de broedmachines van de Scheppers. Wij zijn Scheppers in de maak, of zoals Jezus zei: “Ge zijt Goden.”

Wij doorlopen deze groei in bewustzijn door met het op één punt gerichte zelfbewustzijn aan de slag te gaan en dat geleidelijk uit te breiden tot het alles omvattende zelfbewustzijn van het niveau van de Schepper. Wij doen dit door een ‘lichaam’ aan te nemen dat van het dikste ‘spul’ in onze sfeer wordt gemaakt, ons ermee te vereenzelvigen en daardoor onze spirituele oorsprong te vergeten. Wij komen dan geleidelijk aan tot het besef dat wij geen materiële maar spirituele wezens zijn. Door dit duwen en trekken van vergeten en ontwaken – door ervaringen van ons erin onderdompelen en weer boven komen – groeien wij in zelfbewustzijn.