Waarom mensen de balk in hun eigen oog niet zien

Geascendeerde Meester Jezus, 6 april 2007

Of je kunt, net als de Schriftgeleerden en farizeeërs, een zeer hoog ontwikkeld intellectueel begrip hebben dat je in staat stelt te beoordelen wanneer andere mensen het niet vatten, wanneer ze het niet begrijpen, wanneer ze niet veranderen zoals zij zouden moeten. Dus je bent heel goed in het zien van die splinter, dat stofje in het oog van de ander, maar het kwartje is nog steeds niet gevallen dat jij diezelfde splinter ook hebt. Want als jij iets in het oog van een ander ziet, bestaat er slechts één reden waarom jij het kunt zien– omdat het in jouw eigen bewustzijn bestaat. Begrijpen jullie dit, mijn geliefden? Denk eens over dit punt na.

Als je iemand anders ontmoet die zegt: “De lucht is groen!” en je beseft dat hij werkelijk gelooft dat de lucht groen is, omdat hij door een gele bril kijkt, dan weet je – omdat hij door een filter kijkt – waarom hij de lucht als groen waarneemt. Hetzelfde geldt voor jou, als jij een bepaalde tekortkoming bij iemand anders ziet. Als je eerlijk naar jezelf kijkt – en ziet dat er iets is waaraan jij je altijd ergert bij andere mensen, iets wat jou altijd opvalt aan andere mensen, misschien iets waar jij bij anderen kritiek op hebt, of misschien iets wat je als verkeerd op de wereld ziet – waarom zien jullie dit? Nu, dat komt omdat jij door een bepaald filter naar de wereld kijkt. En je hebt precies dezelfde eigenschap in jouw eigen geest. En omdat jullie door die zelfde eigenschap, dat filter, kijken, projecteer je dat op de wereld.

Nu, ik zeg niet dat andere mensen geen tekortkomingen hebben. Alle mensen hebben tekortkomingen. Maar wat ik zeg, is dat als je eerlijk tegen jezelf bent, jij beseft dat de reden dat je bepaalde tekortkomingen bij anderen ziet, komt omdat je door een filter kijkt, omdat je een lens voor je beeld hebt en dat kleurt wat jij ziet in overeenstemming met de eigenschap van die lens. En die lens is niet iets wat jij mechanisch voor jouw oog hebt gezet, het is de overtuiging die jij hebt dat dingen zo, of juist niet, zouden moeten zijn.

En die overtuiging vormt een filter en je bekijkt de wereld door die overtuiging en je evalueert alles op basis van die overtuiging. En je hebt die overtuiging al zo lang gehad dat jij waarschijnlijk denkt dat het, óf gewoon, óf noodzakelijk, óf nuttig is, óf misschien de enig juiste manier om de wereld te bekijken. En daarom zie jij dat filter niet, jij ziet niet dat jij een filter hebt en dus richt jij je op andere mensen, wat zij doen, wat zij zeggen.

Zij zouden natuurlijk best iets kunnen doen wat niet juist is, iets wat veranderd moet worden. Maar zie je, JOUW toegang tot het koninkrijk der hemelen, jouw persoonlijke toegang tot het koninkrijk, wordt niet bepaald door wat andere mensen wel of niet doen. Hun daden, hun woorden, zijn alleen van invloed op hun toegang tot het koninkrijk. Dus waar JIJ je, in de eerste plaats, mee moet bezighouden is jouw eigen toegang. En dat zal uitsluitend afhangen van wat jij doet, wat jij zegt. En dat hangt af van de woorden die jij in je gedachten hebt, wat voor soort filter jij hebt – waar jij de wereld door ziet, maar waar jij het filter niet van ziet.

Dit is een deel van een langere lering. Het hele dictaat kun je hier lezen.