De wetenschap moet een nieuw paradigma ontwikkelen waarin je het gedrag van het geheel probeert te begrijpen

Vraag: De vraag gaat over de kwantumfysica en de structuur van een atoom. Ik heb een paar nieuw concepten gelezen over de structuur van het atoom en subatomaire deeltjes, namelijk dat protonen en neutronen eigenlijk bestaan uit elektronen en positronen in de vorm van een keten. En dat het atoom ook meer is opgevouwen zoals een gevouwen keten van protonen en neutronen. Geeft dit een juister beeld dan het huidige model van een baan?

Antwoord van Geascendeerde Meester Saint Germain, 2019 – Nederland:

Ik zou niet willen zeggen dat dit een juister beeld is. Ik zou willen zeggen dat het minder onjuist is in die zin dat de uitdaging die de kwantumfysica biedt, wordt uitgedrukt in de golf-deeltjesdualiteit. Het wordt hierdoor gedemonstreerd. En de reden dat wetenschappers er nog niet in geslaagd zijn om de golf-deeltjesdualiteit op te lossen, is dat de kwantumfysica verder ging kijken dan het fysieke rijk. Het niveau dat de kwantumfysica bestudeert, is niet het fysieke materiële frequentiespectrum en daarom zie je dat wetenschappers zijn teruggegaan naar de natuurkunde van Newton en hebben geprobeerd om de fenomenen die je hier op de wereld kunt zien als energiegolven en deeltjes, op de kwantumfysica te projecteren.

Je probeert de structuur van de atomen door middel van een golf-deeltjesmodel te verklaren – een beeld van golf-deeltjes. Zolang je dat blijft doen, ben je nooit in staat om de atomen en de structuur van het atoom volledig te verklaren, omdat je eigenlijk kunt zeggen dat het traditionele model is dat jij het macroscopische niveau met je fysieke zintuigen probeert te bekijken, omdat je altijd die voorwerpen hebt: tafels, stoelen, regenbogen, biljartballen en dergelijke. In het traditionele model denk je dat al die verschillende voorwerpen uit kleinere eenheden bestaan: Moleculen, maar dan kom je tot het besef dat die zelfs nog van nog kleinere eenheden zijn gemaakt, atomen geheten. En dan beginnen ze het atoom te onderzoeken.

Oorspronkelijk kwam het woord atoom bij de Griekse filosofen vandaan. En het betekende eigenlijk de kleinst mogelijke eenheid die je niet verder kunt delen. En toen de fysici voor het eerst wat zij het atoom noemen ontdekten, dachten ze dat zij de kleinst mogelijke eenheid hadden ontdekt die je niet verder kon delen. Maar toen ze verder onderzoek deden, nieuwe technologie ontwikkelden, nieuwe theorieën ontwikkelden, beseften ze dat zelfs het atoom een interne structuur bezat. Maar zij dachten nog steeds dat het atoom een kleiner deeltje was, een kleinere eenheid binnen de molecule. En de molecule was een kleinere eenheid binnen de macroscopische wereld. En daarom moest iets wat in het atoom zat, uit kleinere eenheden bestaan dan deeltjes en golven. Met andere woorden, zij dachten dat zij de concepten die zichtbaar waren op macroscopisch niveau, eenvoudig konden afbreken naar steeds kleinere niveaus en nog steeds in staat te zijn om te verklaren wat daar gebeurde.

Maar de waarheid is dat je, wanneer je op het niveau van het atoom komt, bijna op de grens zit tussen het fysieke spectrum en de hogere rijken. Wanneer je naar het atoom gaat kijken, dan begin je al verder te kijken dan het materiële universum. En dan gelden de dingen die je op het macroscopische niveau ziet niet meer op het macroscopische niveau (deeltjes en golven). Je kunt die beelden niet toepassen om te begrijpen wat er op het atomaire niveau gebeurt, laat staan op het subatomaire niveau.

Je kunt zeggen dat je een heel ander paradigma nodig hebt, omdat je het atoom niet kunt begrijpen als je dit doet door reduceren zoals in de tijd van Aristoteles, omdat hij dacht dat je alle zichtbare fenomenen zou kunnen verklaren als je naar steeds kleinere eenheden gaat en dat je dan het geheel kunt begrijpen als je de eenheden begrijpt die het geheel vormen. Dit klopt wel op macroscopisch niveau, maar als op het niveau van het atoom, is het totaal ongeschikt om te onderzoeken wat er gaande is. Je kunt het atoom niet verklaren als je naar kleinere eenheden zoekt binnen het atoom, die eenheden bestudeert en hoe die zich gedragen en vervolgens te denken dat de eenheden binnen het atoom het atoom kunnen verklaren – zo werkt het niet. Je kunt het atoom alleen maar begrijpen als je het als een geheel beschouwt. Ja, het atoom heeft bepaalde aspecten, er is een bepaalde structuur, maar dat zijn geen aparte deeltjes of aparte golven die in het atoom zoemen. Zelfs het traditionele planetaire model van een kern waar elektronen omheen draaien, klopt totaal niet.

Als je het echt wilt begrijpen, dan moet je een stap terug doen en een nieuw paradigma ontwikkelen waarbij je niet probeert om het atoom tot steeds kleinere eenheden te reduceren; je probeert het gedrag van het geheel te begrijpen. En wanneer je het gedrag van het geheel begrijpt, dan kun je het karakter en het gedrag van de eenheden verklaren. Het werkt niet andersom. Het werkt trouwens niet eens andersom op macroscopisch niveau. Het paradigma van Aristoteles, de reductiemethode, is tot op bepaalde hoogte nuttig, maar ook een grote hindernis om vooruit te gaan. En momenteel is dit een van de grootste hindernissen die de wetenschap ervan tegenhoudt om nieuwe paradigma’s te ontdekken.

Als je naar het menselijk lichaam kijk dan kun je niet alle functies van het menselijk lichaam verklaren met de reductiemethode. Wetenschappers hebben geprobeerd naar het brein te kijken, de structuur, de functie van het brein, en hoe het bewustzijn schept. En zij kunnen, als ze eerlijk zijn, niet de ongelooflijke onmetelijkheid van het bewustzijn verklaren; ze kunnen het niet verklaren door de verschillende delen in het brein te verklaren. Er is zelfs het menselijkgenoomproject, omdat ze dachten dat ze alle eigenschappen in de genen van het menselijk lichaam in kaart konden brengen, inclusief iedere mogelijke ziekte. Maar ze ontdekten dat dit niet het geval was. Je kunt niet naar de genen kijken en dan verklaren hoe het totale menselijke lichaam functioneert; je kunt niet met de individuele cellen verklaren hoe het totale lichaam werkt, omdat de cellen vanuit een bepaald perspectief wel individuele eenheden kunnen zijn, maar allemaal met elkaar verbonden. En daarom zijn ze in staat om samen te werken en één coherent lichaam te vormen. En om het lichaam te begrijpen kun je niet alleen naar die delen kijken, maar je moet ook kijken wat ze verbindt. En je vindt die connectie niet als je in de cel kijkt, of in het brein, of in de moleculen van het atoom. Je vindt dit alleen als je een stapje terug doet, naar het geheel kijkt en verder kijkt dan het fysieke, materiële universum.

Het enige wat alles met elkaar verbindt, is de Boeddhanatuur, zoals Gautama net heeft gezegd. Maar wat is de Boeddhanatuur? Het is bewustzijn. Alles is in bewustzijn met elkaar verbonden. Dit heeft zelfs de kwantumfysica bewezen door middel van experimenten: twee deeltjes die over grote afstand van elkaar gescheiden zijn, kunnen onmiddellijk veranderen zonder dat er een signaal is uitgewisseld tussen twee deeltjes. Dat signaal zou met de maximale snelheid van het lichaam moeten reizen, maar de verandering is er ogenblikkelijk. Er kan dus niets zijn dat met de snelheid van het licht of minder dan de snelheid van het licht reist. En de reden is dat er in het bewustzijn geen fysieke deeltjes hoeven te worden uitgewisseld. In het bewustzijn is er ogenblikkelijk verbinding – niet gebonden aan tijd, of ruimte. Zolang mensen nog beslist vast willen houden aan dat materialistische paradigma en alles willen verklaren in temen van deeltjes en golven, als ze aankomen met theorieën die complexer zijn en maar weinig toevoegen, zal dit pas van absolute of maximale waarde zijn als ze bereid zijn om te veranderen en naar een totaal ander paradigma op zoek te gaan.