Waarom de evenwichtige mensen mee moeten doen aan het debat

door Kim Michaels

“Als de Joden de Rotskoepel vernietigen, dan komt er een derde wereldoorlog.”

Ik hoorde deze woorden in een koffie- en sappenbar in de oude stad van Jerusalem, een paar honderd meter van de iconische moskee die op wat de Joden geloven de plaats staat van de eerste twee joodse tempels. Ze werden geuit door Majeef, een man die anders altijd een vriendelijke en zachtaardige Palestijn was, en die zijn geld verdiende als freelance gids voor toeristen. De achtergrond was dat een groep Joodse zeloten zich een weg had gebaand naar het omheinde gebied rondom de moskee. Vervolgens hadden ze de ingang geblokkeerd, klaarblijkelijk om te voorkomen dat moslims hun normale gebedsdienst konden bijwonen. Binnen een paar minuten hadden er zich moslims uit de Arabische wijk zich verzameld die probeerden om de Joden met geweld te verwijderen. De Israëlische oproerpolitie verscheen al gauw op het toneel en heeft naar verluid veel Arabieren gearresteerd en de Joden naar huis laten gaan.

Waarom gebruik ik dit incident als de opening voor dit boek? Omdat ik toen opeens iets begreep wat ik altijd diep van binnen al wist maar vaak op bewust niveau niet wilde toegeven. Er bestaat een voortdurende spanning tussen diverse groepen mensen en die spanning is als een onzichtbaar gas in een mijn dat maar een vonk nodig heeft om in een explosie uit te barsten. Wij weten allemaal dat dit de waarheid is, maar om een gewoon leven te kunnen leiden, hebben we onszelf verdoofd, zodat wij die dreiging kunnen negeren. Wij denken meestal niet na over hoe wankel het evenwicht is dat ons in staat stelt om het soort leven te leiden dat wij als ‘normaal’ zijn gaan zien. Is het wel normaal – of zou het normaal moeten zijn – dat wij met die voortdurende onderliggende dreiging van een grote oorlog moeten leven, die wordt veroorzaakt door schijnbaar onverenigbare conflicten tussen groepen mensen? Is het normaal dat wij in ons persoonlijke leven conflicten met echtgenoten, familieleden of collega’s moeten krijgen die onoverbrugbaar lijken? Is de aanwezigheid van onverenigbare conflicten de norm op planeet aarde, of zou dat zo moeten zijn? Dit zijn de onderliggende vragen die dit boek zal proberen te beantwoorden.

In een van zijn boeken legt psycholoog M. Scott Peck uit dat hij na vele jaren praktijk, mensen hem vroegen waarom het kwaad op de wereld was, maar nog nooit had iemand hem de net zo logische vraag gesteld waarom het goede op de wereld is. Het lijkt alsof we aannemen dat goedheid de normale gang van zaken is, dat dit de manier is waarop het zou moeten gaan. Wanneer wij dan kwaad tegenkomen, is ons buikgevoel dat “dit niet goed is, dit is niet zoals het zou moeten zijn”. Als ons inherente gevoel is dat het kwaad niet normaal is, hoe kan het dan dat wij de aanwezigheid van het kwaad zijn gaan accepteren – zoals een altijd aanwezig risico op conflicten en oorlogen – dat dit de norm op onze wereld is geworden?

Als wij weten dat het niet zo zou moeten zijn, hoe kan het dan dat wij geen oplossing hebben gevonden, of in ieder geval hebben geprobeerd om er één te vinden? Laat ik voorstellen dat de reden dat wij het enigma van onoplosbare conflicten – nog – niet hebben opgelost, is dat wij ons inherente vermogen om vragen te stellen nog niet hebben gebruikt. Wij hebben gewoon niet rechtstreeks gekeken naar het enigma dat het kwaad is. Dit boek zal dat doen, maar laten we eens beginnen met kijken naar waarom wij dit nog niet hebben gedaan.

Wat is de basis voor vooruitgang?
Heb jij je ooit afgevraagd waarom mensen niet meer in holen wonen en elkaar met stokken op het hoofd slaan? Wat is het mechanisme dat het menselijke ras in staat heeft gesteld om in slechts een paar duizend jaar van de fase van holenmens in de moderne beschaving te veranderen?

Eigenlijk is dat heel eenvoudig. De drijvende kracht achter alle vooruitgang is ons vermogen om vragen te stellen. “Wat is er zo bijzonder aan het stellen van vragen?” zou je kunnen denken. Ons vermogen om vragen te stellen, is echter iets heel unieks – het probleem is dat de tegenhanger wordt gevormd door ons vermogen om alles als vanzelfsprekend te beschouwen, zodat wij geen vragen stellen.

Bedenk eens hoe wij vragen stellen. Voor wij een vraag kunnen formuleren, moeten er een paar onderliggende aannames zijn. Een daarvan is iets dat wij iets niet weten, maar hoe komen we ooit op dat idee? Kan een dier zich ervan bewust zijn dat er misschien nog iets meer zou kunnen zijn dan wat het al weet? Vanzelfsprekend niet, omdat dieren voor zover wij weten in het algemeen geen zelfbewustzijn of verbeeldingskracht bezitten. En juist dit zelfbewustzijn en die verbeeldingskracht stellen ons in staat om de gedachte te overwegen dat wij wel iets weten, maar dat er misschien nog wel iets buiten onze sfeer – ons mentale kader – van onze huidige kennis zou kunnen zijn.

De andere aanname die ten grondslag aan ons vermogen ligt om vragen te stellen, is dat een vraag stellen over iets wat wij niet weten, ons dichterbij het weten daarvan brengt. Kijk eens naar het verbazingwekkende proces dat ons van de fase van de holenmens naar onze huidige beschaving heeft gevoerd (iets wat over een paar eeuwen misschien minder hoog ontwikkeld kan lijken dan wij denken). Kijk eens naar de vele ontdekkingen en uitvindingen die ons hebben gebracht waar wij nu zijn en bedenk dan eens dat die miljoenen ontdekkingen werden voorafgegaan door een of zelfs meerdere vragen. Stel je eens voor hoeveel vragen wij als menselijke wezens hebben gesteld in de bekende geschiedenis en hoe onze kennis van de wereld is vergroot, omdat wij miljoenen en miljoenen vragen hebben gesteld. Als je ziet hoe immens die vooruitgang is geweest, is er dan een reden om aan te nemen dat er een limiet zit aan ons vermogen om vragen te stellen? In feite lijkt onze onderliggende aanname te zijn dat er niets is wat wij niet kunnen weten, niets wat wij kunnen leren, zolang wij steeds betere vragen leren stellen. In feite lijkt het wel of er voor elk probleem dat je maar kunt bedenken, wel een oplossing is – zolang wij maar de juiste vragen stellen.

Waarom hebben wij problemen die wij nog niet hebben kunnen oplossen? Welnu, omdat wij nog niet hebben uitgevonden hoe we de vragen precies moeten stellen die de oplossing zouden geven. Zodra wij de juiste vragen stellen, wordt de oplossing vanzelfsprekend en wij vragen ons af: “Hoe kan het dat wij dat niet eerder hebben uitgevonden?” Veel ziekten leken bijvoorbeeld ongeneeslijk, totdat wij bacteriën ontdekten. Maar zodra die micro-organismen waren ontdekt (omdat iemand de vraag had gesteld of er misschien ook objecten zouden kunnen zijn die zo klein zijn dat onze ogen ze niet kunnen zien en daardoor hebben ze microscopen uitgevonden), konden we vragen of er een verband was tussen bacteriën en ziekten. Toen dat feit eenmaal aan het licht kwam, werd duidelijk hoe je de ziekte kon genezen.

Dus dit boek zal als uitgangspunt nemen dat er voor het enigma van het kwaad en onverenigbare conflicten in feite een oorzaak en een oplossing bestaat. De reden dat wij de oorzaak nog niet hebben ontdekt, is dat wij nog niet de vraag zo precies hebben gesteld die overduidelijk de oplossing zal geven. Daarom zal dit boek nu verdergaan met het stellen van een paar vragen over die onderwerpen die veel verder gaan dan de conventionele wijsheid. Hoeveel verder? Welnu, laten we eens kijken hoe ver wij moeten gaan om volledig te begrijpen waarom er conflicten op de wereld zijn.

Wat beperkt ons vermogen om vragen te stellen?
Ik herinner me nog steeds hoe geschokt ik was toen ik hoorde dat er een tijd was waarin de meeste mensen in de westerse wereld geloofden dat de aarde plat was. Zij geloofden dit echt, zelfs de hoge heren in de samenleving geloofden dat de aarde plat was. Ik kon dat gewoon niet geloven en het duurde verscheidene decennia voor ik het onderliggende psychologische mechanisme begreep. We zullen dit later beter bekijken, maar laten we nu gewoon eenvoudig toegeven dat ons vermogen om vragen te stellen als tegenhanger een ander ‘vermogen’ heeft. Dit is ons verlangen naar psychologische stabiliteit of veiligheid.

Laten we nog eens kijken naar de enorme afstand die wij hebben afgelegd van de samenleving van de holenmens naar de moderne samenleving. Bedenk dan eens dat deze reis ons door ontelbare vragen heeft geloodst, maar de reis is geen gestage vooruitgang geweest. Er zijn historische perioden geweest waarin ons vermogen om vragen te stellen ernstig werd beperkt door ons verlangen naar veiligheid. Die behoefte om een stevig fundament te hebben voor onze kijk op het leven, heeft ertoe geleid dat wij geloofssystemen hebben gevormd en daarna hebben geredeneerd dat die systemen alles konden verklaren wat wij moesten weten – of mochten weten – over de wereld. En ineens zijn er toen bepaalde vragen ‘verboden vragen’ geworden, vragen die wij niet mochten stellen. Als wij die vragen stellen, dan zouden we wel vervolgd kunnen worden door een menselijk gezag – ik was net zo geschokt toen ik over de inquisitie hoorde, het verbranden van boeken en de vervolging van de vroege wetenschappers – of onze vragen ons zelfs ook zouden onderwerpen aan de allergrootste vorm van kwaad. Met andere woorden, er zijn perioden geweest waarin het stellen van vragen over het kwaad werd gezien als het openstellen van onze geest voor de macht van kwade machten over ons.

Het punt is dat wij ons nu kunnen vereenzelvigen met twee tegengestelde krachten die in de menselijke psyche werken. Onze ingebouwde nieuwsgierigheid, die ons aanzet om steeds intelligentere vragen te stellen. Dit vermogen heeft duidelijk alle vooruitgang aangezet om oplossingen te zoeken voor heel veel problemen en ons de hoop gegeven dat wij elk probleem kunnen oplossen als wij maar de juiste vragen stellen. Maar dit ingebouwde vermogen heeft een tegenovergesteld vermogen, namelijk de behoefte aan veiligheid die ervoor zorgt dat wij een mentaal kader vormen dat zogenaamd alles bevat wat wij moeten weten. Als wij eenmaal een mentaal kader als absoluut hebben geaccepteerd – waar de behoefte aan veiligheid ons toe aanzet – dan is dit letterlijk een beperking geworden die voorkomt dat wij vragen stellen die over onze grenzen heengaan. Wij zijn bang om verder te denken dan ons mentale kader.

Dit boek stelt de vraag of die behoefte aan veiligheid ons er in feite van heeft tegengehouden om juist de vragen te stellen die ons in staat stellen om het enigma van het kwaad op te lossen en de schijnbaar onoverbrugbare conflicten op te lossen? En daarom zal dit boek verder gaan door op een natuurlijke manier vragen te stellen die buiten onze meest gangbare mentale kaders vallen.

De angst voor het kwaad wordt een catch 22
Toen ik klein was, bekeek ik een cartoon op de tv die ons toonde hoe de skeletten uit de graven kwamen en allerlei dingen deden, waaronder op de camera aflopen en je opslokken. Korte tijd later nam mijn familie me mee naar een opgegraven middeleeuws klooster waar diverse graven waren met skeletten erin. Het gevolg van die ervaringen was dat ik een heel erge angst voor skeletten, spoken en bovennatuurlijke fenomenen ontwikkelde. Die angst verminderde in intensiteit, maar die was er nog toen ik in de zevende klas kwam.

In die tijd mochten we door een verruiming van de schoolregels in de klas blijven tijdens de pauze. We kregen ook biologielessen in een speciaal klaslokaal en daarnaast was een grote kamer zonder ramen waar de school een verzameling opgezette dieren en andere monsters had. Ik hoef niet te zeggen dat er ook een compleet menselijk skelet stond. Het was gemaakt van plastic maar het leek levensecht genoeg (met de bedoelde woordspeling) om mijn angst aan te wakkeren. Soms deed de leraar de kamer open tijdens de pauze zodat wij onze les konden afmaken door naar de monsters te kijken.

Op een dag besloot ik dus om een eind te maken aan mijn angst. Tijdens de pauze liep ik de kamer met monsters binnen samen met een groep klasgenoten. Toen de volgende les begon, riep de leraar ons terug, maar ik had mij achter een van de kasten verstopt. De leraar nam redelijkerwijs aan dat iedereen eruit was en sloot de deur van de binnenkant af en deed het licht uit – ook aan de buitenkant. Ik was nu opgesloten in een totaal donkere kamer met een echt skelet. Ik stapte achter de kast weg en voelde op de tast waar het skelet was. Toen ik daar stond, daagde ik het mentaal uit: “Oké, als je macht hebt, pak me dan nu!” Omdat er niets gebeurde, voelde ik een emotionele ontlading, waardoor de laatste resten angst mij verlieten.

Deze ervaring heeft me een algemene les over het leven geleerd. Alle angst is angst voor het onbekende. Daarom is er maar één manier om die te overwinnen, namelijk om die onder ogen te zien en zo het onbekende dwingen zich te tonen. Zolang wij onze angst ons ervan laten weerhouden om naar de onbekende situatie te kijken, veroorzaakt dat angst bij ons en dan wordt die angst een catch 22, een onoplosbaar probleem.

Als kind las ik over de mensen in de steentijd en dat zij letterlijk geloofden dat het gevaarlijk was om in het donker buiten te zijn. Ik hoorde ook iets over de vele andere angsten die de mensen door de tijd heen hadden gehad, angsten die tegenwoordig irrationeel zouden lijken, omdat onze kennis ons in staat heeft gesteld om te zien dat er niets is om bang voor te zijn. Het punt is dat wij niet bang zijn voor de echte situatie, maar voor iets wat wij aannemen zonder dat wij de echte kennis bezitten. Zoals Franklin Roosevelt heeft gezegd: “Wij hoeven alleen maar bang te zijn voor de angst zelf.”

We zouden kunnen zeggen dat angst duidelijk een psychologische toestand is die door onze verbeelding wordt ingegeven, ons vermogen om ons te verbeelden dat er iets bestaat wat wij niet hebben gezien. Tussen haakjes, dit vermogen is ook iets wat ons in staat stelt om vragen te stellen over iets wat wij niet weten. Maar wanneer angst gaat meespelen, kan die angst ervoor zorgen dat die onze bereidheid om vragen te stellen over dingen waar wij bang voor zijn, tenietdoet. En dan komt ons verlangen naar veiligheid in het spel en ontstaat er een geloofssysteem – een mentaal kader – dat ons in staat stelt om met die angst te leven, maar alleen als wij geen vragen meer stellen over iets dat buiten ons kader valt. Neem bijvoorbeeld de mensen in de middeleeuwen die geloofden dat de aarde plat was. Zij geloofden ook in de duivel als een machtige kracht van het kwaad. Maar zij konden met die angst leven zolang zij binnen het mentale kader bleven dat hun religieuze overtuigingen was gecreëerd. De prijs was natuurlijk dat wij, hoewel ze met die angst konden leven, hem niet konden overwinnen. De enige manier om die angst te overwinnen, was dat ze volledig te weten zouden komen waarom ze die angst hadden. Als je eenmaal begrijpt wat die angst is, kun je ook bedenken hoe je hem kunt overwinnen. Maar de catch 22 is dat jij, als je bang bent om buiten je mentale kader te gaan en vragen over het kwaad te stellen, nooit achter de oorzaak komt. Dan moet je met je angst leven in plaats van hem te overwinnen.

Dit boek berust op de bereidheid om onze diepste angsten onder ogen te zien, de bereidheid om vragen te stellen over conflicten die buiten alle mentale kaders vallen, zelfs het mentale kader dat het wetenschappelijk materialisme heeft gecreëerd, dat zegt dat er geen kracht van het kwaad kan bestaan buiten de materiële omstandigheden die de wetenschap heeft ontdekt. Maar zeggen dat een angst irrationeel is, lost die angst niet op, omdat die angst de angst voor het onbekende is. Zeggen dat iets niet bestaat, zorgt er niet voor dat je weet wat het is. Alleen als je ernaar kijkt – ook met de middelen van de wetenschap – zal het inzicht geven dat het kwaad en conflicten in het rijk van het gekende brengt. Dit zullen wij verder gaan doen.

Waarom er evenwichtige mensen nodig zijn
Zoals ik heb uitgelegd, hebben wij menselijke wezens twee psychologische neigingen die tegenovergestelde richtingen opgaan. Wij bezitten de nieuwsgierigheid die ons tot vragen aanzet en wij hebben de behoefte aan veiligheid die er vaak voor zorgt dat wij onze bereidheid om vragen te stellen die buiten een bepaald referentiekader vallen, beperkt. En de waarheid is dat elk menselijk wezen een persoonlijk spanningsniveau heeft tussen die twee neigingen. Er zijn mensen die minder angst en meer nieuwsgierigheid hebben, terwijl anderen zo angstig zijn dat hun nieuwsgierigheid in principe in winterslaap is.

Als je eerlijk naar conflicten kijkt, zie je dat de schijnbaar onverenigbare conflicten in de meeste gevallen worden veroorzaakt of aangedreven door mensen die een heel grote behoefte aan veiligheid hebben. Daarom hebben zij een absolutistisch geloofssysteem aangenomen dat het onnodig of gevaarlijk maakt om vragen te stellen die over bepaalde grenzen heengaan. Ik geeft nederig toe dat juist de reden dat die schijnbaar onverenigbare conflict bestaan, juist is dat beide zijden niet bereid zijn om vragen te stellen die buiten hun mentale kader vallen. Alleen de onwil om vragen te stellen verhindert dat mensen een oplossing vinden voor hun conflicten.

Dit werd me heel duidelijk tijdens mijn bezoek aan Jerusalem waar ik het eerder over had. Ik sprak met zowel Joden, Palestijnen en Arabieren en het werd me duidelijk dat elke groep door een bepaald filter naar de situatie keek dat was ontstaan door hun religieuze, culturele en historische achtergrond. Daardoor had elke groep een mentaal kader gekregen, maar elke groep gelooft ook dat hun mentale kader niet een mentaal kader is, maar de enige goede manier om het probleem te bekijken. De enige oplossing die elke groep kan zien, is dat alle anderen de kwestie op dezelfde manier moeten gaan bekijken als zij. En zolang elke groep weigert om hun mentale kader te betwijfelen, is het conflict inderdaad onoverbrugbaar.

Natuurlijk bestaan er talrijke van zulke problemen op de hele wereld en in onze westerse beschaving is dat niet anders. Een paar jaar geleden werd ik geraakt door een verslag over de diepe psychologische wonden die kinderen kunnen ontvangen als ze een fysieke oorlog meemaken. Daar zaten gevoelens bij van grote onveiligheid, het gevoel dat er niets op de wereld is waar ze echt van op aan kunnen, niets wat je een stevig fundament geeft waarop je jouw leven kunt bouwen.

Toen ik dat gelezen had, realiseerde ik mij dat ik ook een oorlogskind was, net als bijna ieder ander die is opgegroeid in de moderne westerse beschaving. Hoe komt dat? Omdat onze beschaving de diepere vragen over het leven op een schizofrene manier aanpakt en als jonge kinderen werden de meesten van ons aan de oorlog tussen fundamentele onverenigbare wereldbeelden blootgesteld. Wij konden niets doen om dit conflict te vermijden en we waren veel te jong om ermee om te gaan zonder verwond te raken. Hoewel wij niet aan een fysieke oorlog werden blootgesteld, werden we wel blootgesteld aan een conflict waar wij mee om moesten gaan, maar de meeseten van ons hebben maar weinig hulp gekregen om een coherent wereldbeeld samen te stellen.

Ik heb het nu natuurlijk over de oorlog tussen het wetenschappelijk materialisme en het orthodoxe christendom of het christendom in het algemeen. Deze oorlog gaat over wat wij misschien de fundamentele levensvragen zouden kunnen noemen (wie ben ik, waarom ben ik hier, waar ben ik vandaan gekomen, heeft het leven een bedoeling?) en ik denk dat ik kan zeggen dat er maar weinig kinderen zijn die hier helemaal niet door geraakt zijn. Ik geef toe dat de samenleving die niet algemeen (h)erkent, maar ik kom tot de conclusie dat wij menselijke wezens een psychologisch fundament nodig hebben om gewoon te kunnen functioneren. Een onderdeel van dit fundament is dat wij enig inzicht moet hebben in wat het leven is en hoe het werkt. Met andere woorden, wij hebben een basaal wereldbeeld nodig, waaronder de samenleving en andere mensen, als fundament om met het ‘leven’ om te gaan.

En wat krijgen wij? Wij krijgen een schizofreen wereldbeeld dat wordt gedomineerd door twee tegenovergestelde kampen, waarvan elk beweert dat de ander het totaal bij het verkeerde eind heeft. Iedereen die enig IQ heeft, kan begrijpen dat de twee tegenovergestelde meningen onverenigbaar zijn – ze kunnen het simpelweg niet beide juist hebben. Dus wat moet een kind van zes, acht of tien jaar doen of elke keer dat dit basale conflict onze onschuldige geest binnenkomt? Kan men van ons verwachten dat wij oplossen wat de volwassenen die onze samenleving regeren, niet konden oplossen? Kan men van ons verwachten dat wij hier iets zinnigs van maken? Natuurlijk niet, dus wat doen we dan?

Welnu, er zijn kinderen van wie hun hele psyche wordt beheerst door angst, dus zij kiezen één kant uit en accepteren de bewering dat die superieur is, en ondertussen besluiten ze om vragen of antwoorden die ze krijgen te negeren, die hen door de andere kant worden geboden. Maar velen van ons hebben gelukkig een psyche waarvan de nieuwsgierigheid groter is dan onze angsten. Dus wij slaan ons persoonlijke pad in om een wereldbeeld te vinden dat ons zinnig toe lijkt. In de meeste gevallen moeten we dan noodzakelijkerwijs buiten de traditionele mentale kaders van het christendom in het algemeen en het wetenschappelijk materialisme treden. En er is vaak een lange worsteling voor nodig voor we een persoonlijk wereldbeeld vinden dat niet berust op angst, maar op een dieper inzicht, waar we bij gekomen zijn door onze bereidheid om naar een lange rij vragen te kijken dan de mensen die meer in angst leven, eenvoudig negeren.

Het punt is dat deze persoonlijke reis ervoor heeft gezorgd dat je uit de angst stapt en iets ontwikkelt wat ik graag een evenwichtiger benadering van het leven zou willen noemen. Evenwichtig omdat wij door onze angst te overwinnen, niet meer zo’n sterke behoefte hebben aan veiligheid (om de angst op een afstand te houden) omdat wij ons bedreigd voelen wanneer andere mensen niet hetzelfde geloven als wij. Daarom vinden we het maar zelden noodzakelijk om een confronterend standpunt in te nemen om onze overtuigingen te verdedigen of ze aan anderen op te dringen. En het hele idee van oorlog voeren of mensen doden om ons geloofssysteem te verdedigen een relikwie uit een primitieve tijd voor ons lijkt, iets wat wij mensen eigenlijk allang achter ons hadden moeten laten.

Dus waarom heeft onze samenleving de behoefte om te doden nog niet overwonnen om onze onzekerheid los te laten? Welnu, zou het kunnen dat wij, omdat wij de evenwichtige mensen zijn, het hebben toegestaan dat het debat nog steeds werd geregeerd door de onevenwichtige mensen, door de extremisten?

Denk eens aan de basale psychologie die daarbij betrokken is. De onevenwichtige mensen worden door angst gedreven en hebben een grote behoefte aan veiligheid om hun angst op een niveau te houden dat zij aan kunnen. Zij vinden die veiligheid door een geloofssysteem aan te nemen dat de absolutistische bewering doet alles wat wij moeten weten, kan worden uitgelegd. Dus om dat gevoel van veiligheid vast te houden, moeten die mensen hun geloofssysteem – en de bewering dat het onfeilbaar is – wel beschermen tegen alle bedreigingen. Het enige probleem is dat er een aantal geloofssystemen zijn – hetzij religieus, politiek, of zelfs materialistisch van aard – die beweren dat ze onfeilbaar zijn, dus daardoor zullen er op den duur onvermijdelijk conflicten ontstaan.

Het gevolg is dat de onevenwichtige mensen – vanwege hun grote behoefte om te voorkomen dat de doos van Pandora van hun angsten opengaat – heel agressief hun eigen geloofssysteem gaan beschermen en alle anderen aanvallen. Oké, wat heeft dat met ons, de evenwichtiger mensen te maken? Welnu, de onevenwichtige mensen kunnen maar één mogelijke oplossing zien, namelijk dat hun specifieke geloofssysteem alle andere vernietigt. Zolang het debat door deze manier van denken wordt gedomineerd, zullen conflicten alleen maar onoverbrugbaar lijken. Maar de evenwichtige mensen zijn niet zo gefixeerd op het verdedigen van een specifiek geloofssysteem. Wij staan open voor de mogelijkheid dat wij misschien niet alles weten wat er te weten valt. Misschien is er een lichaam van kennis buiten ons huidige mentale kader dat ons een beter inzicht in het leven kan geven.

Daarom hebben wij het potentieel om een ander soort oplossing te zien, namelijk dat het misschien mogelijk is om een inzicht te krijgen dat ons buiten de traditionele geloofssystemen zou brengen zonder die beslist te vernietigen. De zwaartekracht is geen kracht die je aan een bepaalde religie kunt toeschrijven of zelfs het materialistische wereldbeeld. Misschien is er wel een beter begrip van het kwaad of de conflicten dat ons kan helpen om de huidige catch 22 te transcenderen, terwijl het lijkt alsof vele conflicten tussen individuen en geloofssystemen onverenigbaar zijn.

Maar begin je te begrijpen dat alleen de evenwichtige mensen het potentieel hebben om zo’n inzicht naar buiten te brengen en het mee te nemen in het politieke debat als een deugdelijk alternatief voor die confronterende benadering? En dit probleem heeft een eenvoudige reden. Juist omdat wij niet door angst worden gedreven, voelen we geen grote behoefte om onze geloofssystemen te verdedigen of ze aan anderen op te dringen. Dus wij hebben de neiging om passiever te zijn of gemakkelijk in de omgang en wanneer de onevenwichtige mensen boos worden en tegen elkaar beginnen te schreeuwen, gaan we gewoon aan de kant. Wij hebben – begrijpelijk – maar weinig interesse om mee te doen met het debat, omdat wij duidelijk kunnen zien dat dit tot een ware oplossing kan leiden.

Dit is allemaal heel begrijpelijk, maar het resultaat is onvermijdelijk dat het debat in de meeste gevallen wordt overgelaten aan de onevenwichtige mensen. En daarom is het heel voorspelbaar dat de conflicten blijven bestaan – totdat iets de impasse doorbreekt. Albert Einstein wordt vaak geciteerd, omdat hij zei: “Als je hetzelfde blijft doen en andere resultaten verwacht, ben je gek.” Wij, de evenwichtige mensen, zijn geneigd te denken dat de onevenwichtige mensen gek zijn, maar wij zijn ook geneigd te denken dat er op een dag iets zal gebeuren dat een betere wereld tot stand zal brengen. Welnu, als wij nu eens in de spiegel durfden te kijken en toegaven dat zolang wij denken dat er een betere wereld komt en tegelijkertijd hetzelfde blijven doen – namelijk niets – wij zelf de mensen zijn die gek zijn.

Dus laten we iets doen om de gekte te stoppen door een andere stem in het debat te laten horen, een stem die het onderliggende psychologische mechanisme blootlegt dat ons verhindert om conflicten op te lossen en daardoor het kwaad laat voortbestaan als een kanker dat persoonlijke relaties en beschavingen opeet. Ik heb besloten om een eerste stap te doen door dit boek te schrijven en vele vragen te stellen die ik nog nooit eerder heb gesteld. Maar vanzelfsprekend kan ik niet alleen het verschil maken. Er zijn velen van ons nodig om genoeg kracht te geven om de focus van het openbare debat echt te verschuiven. Maar dat is allemaal al eerder gebeurd, wanneer er belangrijke verschuivingen hebben plaatsgevonden.

Een heel duidelijk voorbeeld is de afschaffing van de slavernij, die duizenden jaren lang een integraal onderdeel van veel culturen was. Maar op een dag werd een cruciaal aantal bereikt en vond er een verschuiving in het collectieve bewustzijn plaats. Het werd op den duur heel veel mensen duidelijk dat menselijke wezens onvervreemdbare rechten hebben en een inherente waardigheid die het voor een moderne samenleving onhoudbaar maken om mensen als een stuk bezit te beschouwen. En zo, nadat slavernij duizenden jaren als normaal werd beschouwd, werd dit abnormaal gevonden en officieel verboden in alle beschaafde landen.

Iets soortgelijks kan er opnieuw gebeuren, en volgens mij staan we op de grens van zo’n verschuiving in deze tijd. Maar zoals altijd moeten er mensen zijn – veel mensen, maar wel de onevenwichtige mensen – die de voorloper moeten worden. Beschouw jij jezelf als een voorloper? Als dat niet zo is, lees dan de rest van dit boek en zie of je denken misschien veranderd is, zodat je nieuwsgierigheid je ertoe aanzet om de angst te overwinnen om betrokken te worden bij het openbare spektakel.