Kunnen wij wetenschap en religie verenigen?

door Kim Michaels

Laten we er eerst eens over nadenken of het ons wat kan schelen dat er een staat van oorlog tussen de wetenschap en de religie is? Als je het type bent dat wil dat iemand anders je vertelt wat je moet geloven over het leven, dan kan het je waarschijnlijk niets schelen. Je gaat op één lijn staan met een religie die je wordt uitgelegd of de religie van het wetenschappelijk materialisme die je niet wordt uitgelegd, en hun beeld van de werkelijkheid accepteert. Maar als jij het type bent dat zelf wil nadenken en zelf antwoorden wil vinden, dan zijn er meerdere redenen om wel iets te geven om de splitsing tussen wetenschap en religie.

Het conflict tussen wetenschap en religie kan het je moeilijker maken om persoonlijke antwoorden te vinden op de grotere levensvragen. De tegenovergestelde en schijnbaar elkaar wederzijds uitsluitende beweringen die beide kanten doen, kunnen iedereen wel in de war maken en we voelen ons dan net als Pontius Pilatus toen hij Jezus vroeg: “Wat is de waarheid?” Als we het conflict oplossen, kunnen we misschien uit die impasse komen en een nieuwe en constructievere benadering vinden om antwoorden te vinden.

Bedenk eens dat veel bronnen momenteel vastzitten in het verdedigen van bestaande overtuigingen en theorieën. Op persoonlijk niveau besteden veel mensen enorm veel energie en aandacht aan het beschermen van iets wat zij als de hoogste waarheid zien. Op grotere schaal zijn veel van de grootste geesten bezig om een nooit eindigende strijd om religieuze of wetenschappelijke doctrines te verdedigen. Als we het nu eens anders aanpakten? Als we nu eens aannamen dat geen van onze huidige doctrines, hetzij op het terrein van de wetenschap of op het terrein van de religie, ons volledig inzicht in het leven kan geven? In plaats van huidige ideeën te verdedigen, zouden we onze aandacht kunnen richten op het krijgen van een hoger begrip van het leven, inzichten die de conflicten zouden oplossen door ons te tonen dat er meer tussen hemel en aarde is dan waar onze (huidige) filosofie het over heeft?

Stel je eens voor dat elk van ons persoonlijke vooruitgang zou kunnen boeken met zo’n aanpak. Stel je eens voor hoeveel collectieve intelligentie er vrij zou komen en beter benut zou kunnen worden. Wie kan zeggen in wat voor verbazingwekkende ontdekkingen dit zou kunnen resulteren. Per slot van rekening is elke vooruitgang in zowel de wetenschap als religie alleen maar tot stand gekomen omdat iemand de moed had om verder te kijken dan bestaande overtuigingen.

Er is een groeiend aantal wetenschappelijk bewijzen dat beschavingen in het verleden in veel opzichten verder waren dan wij in onze eigen beschaving. Dit is interessant, omdat bijna iedere religie wel het idee bevat dat de mensheid ooit in het verleden in een hogere staat was en daarna is gevallen of afgedaald naar onze huidige lagere staat. Is het mogelijk dat die val letterlijk het verval tot een lagere bewustzijnsstaat was, een gemoedstoestand waarin we zijn vergeten wie wij zijn en waar wij vandaan zijn gekomen? Is het mogelijk dat een beschaving in het verleden in ieder geval een deel van deze kennis heeft ontdekt en gebruikt om ons huidige niveau te verbeteren?

Het lijkt of onze beschaving de eerste bekende beschaving is die een splitsing tussen wetenschap en religie heeft ontwikkeld. Het lijkt of vroegere samenlevingen wetenschap en religie als twee zijden van dezelfde munt hebben beschouwd, als twee manieren om ons begrip van het leven te verbeteren. Is het mogelijk dat onze beschaving zich pas volledig kan ontwikkelen als de oorlog tussen wetenschap en religie voorbij is? Zou die oorlog het ons moeilijker kunnen maken om opnieuw te ontdekken wie wij zijn?

Denk eens na over de eeuwige vraag over hoe je de lijn kunt trekken tussen wat wij kunnen doen en wat wij zouden moeten doen. In alle vroegere beschavingen, leverde religie een moreel kompas, dus wat gebeurt er in een beschaving waarin de wetenschap geen morele beperkingen meer accepteert? Hoe trekken we de lijn tussen wat technisch mogelijk is en wat zelfdestructief is?

Moeten we een virus maken dat al het leven op aarde kan doden? Moeten we een bom maken die de hele planeet kan opblazen? Moeten we menselijke genen met dierlijke genen kruisen? Moeten we onderzoek plegen op levende foetussen? Hoe kunnen we dergelijke vragen oplossen wanneer maar heel weinig wetenschappers weigeren te accepteren dat er meer is dan het materiële universum, dat er een geest bestaat die groter is dan de menselijke geest?

De belangrijke premisse van religies is dat een hoger gezag bepaalde wetten heeft gemaakt en dat we, als wij die wetten overtreden, onze eigen vernietiging tot stand brengen. Als er dergelijke wetten zijn, zoals alle vroegere beschavingen hebben erkend, dan gaan die niet weg omdat de wetenschap niet meer toegeeft dat ze bestaan. De aarde blijft rond, ook al geloofde iedereen dat hij plat was. In plaats daarvan blijft er niets anders over dan die wetten met vallen en opstaan te ontdekken. Gezien de macht van de technologie zou dat weleens tot heel dure fouten kunnen leiden.

Waarom begon die oorlog?
Hoe zouden we het conflict tussen wetenschap en religie kunnen oplossen? Misschien moeten we eens uitzoeken waarom dit begon?

Veel wetenschappers denken dat de katholieke kerk de oorlog is begonnen door de vroege wetenschappers te vervolgen. Zij denken ook dat dit de zwakte van de religie bewijst die zich vastklampt aan bijgelovige doctrines en dat dit de superioriteit van de wetenschap bewijst die zogenaamd alleen maar accepteert wat met experimenten is bewezen. Maar dit gezichtspunt geeft ons misschien geen volledig beeld.

Veel religieuze mensen zijn ontegenzeglijk fanatici geworden. Maar bewijst dit dat er een inherente fout in de religie zit of bewijst dit dat er een inherente fout in de menselijke psyche zit? Waren de middeleeuwse katholieken religieuze fanaten of waren het gewoon menselijke fanaten? Met andere woorden, zou er misschien een psychologisch mechanisme kunnen zijn dat ervoor zorgt dat wij ons vastklampen aan bestaande overtuigingen en ons afsluiten voor bewijs dat onze gekozen overtuigingen tegenspreekt?

Een onbevooroordeelde blik op de geschiedenis laat zien dat het niet de enige factor is die ervoor zorgt dat mensen zich afsluiten. Talloze voorbeelden, het nazisme en het communisme zijn voor de hand liggend, tonen aan dat politieke ideologieën ervoor kunnen zorgen dat er bewijs wordt achtergehouden dat hun gekozen overtuigingen tegenspreekt. Zelfs de wetenschap zelf lijkt niet immuun voor die tendens.

In het begin van de jaren negentig keken twee goed opgeleide wetenschappers, John West en Robert Schoch, naar de Sfinx en ontdekten bewijs dat suggereerde dat deze misschien ouder was dan de geaccepteerde theorieën beweren. Zij werden aangevallen door de ‘orthodoxe’ wetenschappers die niet bereid leken om naar bewijs te kijken dat hun bestaande theorie tegensprak. Als de wetenschap immuun was voor de menselijke geneigdheid om onze geest af te sluiten, waarom dan zo’n ophef? Waarom niet gewoon naar die bevindingen als neutraal bewijs kijken? Als er na onbevooroordeeld onderzoek zou blijken dat het bewijs plausibel was, waarom zou je dan niet de wetenschappelijke theorieën daaraan aanpassen?

Met andere woorden, waarom lijkt het dat wetenschappers emotioneel gehecht zijn aan hedendaagse theorieën, een gehechtheid die hen aanzet om tegengesteld bewijs te negeren of tegen te spreken? En waarom beweren die wetenschappers dat bepaalde wetenschappelijke theorieën onfeilbaar zijn? Als de wetenschap echt een poging is om beter inzicht in de werkelijkheid te geven, waarom zouden ze dan de hedendaagse theorieën niet als stapstenen kunnen zien naar nog betere theorieën? Waarom zou een echte wetenschapper zich bedreigd moeten voelen als de piramiden ouder waren dan men momenteel verwacht of als de theorie van Darwin onjuist blijkt te zijn?

De voor de hand liggende conclusie is dat wij mensen psychologische wezens zijn. Geen enkele menselijke poging, inclusief de wetenschap, wordt niet door onze psychologische drijfveren beïnvloed. Wat is dan dit mechanisme dat ervoor zorgt dat wij zo emotioneel gehecht raken aan bestaande overtuigingen? Waarom zijn er mensen die proberen om de waarheid te definiëren in plaats van die te zoeken?

Denk eens aan de vraag die Pilates stelde: “Wat is de waarheid?” Het lijkt wel duidelijk dat deze vraag werd gesteld door iemand die betwijfelde of er wel zoiets als de waarheid bestond? Gezien de myriaden conflicterende ideeën die mensen hebben bedacht, is dat een begrijpelijk dilemma. Is het mogelijk dat wij ons vermogen zijn kwijtgeraakt om de absolute waarheid te herkennen? Zijn we misschien ten prooi gevallen aan een lagere bewustzijnsstaat die voorkomt dat wij de waarheid zien en ons in plaats daarvan gevangen houdt in een wereld waar alles relatief schijnt? Zorgt de relativiteit van die gemoedstoestand ervoor dat wij geneigd zijn om in gedachten een relatieve waarheid te definiëren in plaats van te proberen een absolute waarheid te vinden door contact te maken met een hogere geest?

Zou het afdalen naar een lagere bewustzijnsstaat ons zo’n groot gevoel van onzekerheid kunnen hebben gegeven dat wij het gevoel hebben dat wij geen fundament hebben om ons in een altijd veranderende wereld staande te houden? Het lijkt alsof mensen met deze onzekerheid proberen om te gaan door een absoluut beeld van de waarheid te definiëren en daardoor emotioneel gehecht te raken aan dit afgodsbeeld. Anderen proberen de onzekerheid op te lossen door contact te maken met de bron van waarheid en zij slagen erin om een open geest te houden.

Denk aan na over het antwoord dat Jezus gaf aan Pilatus: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.” Is het mogelijk dat Jezus niet naar zichzelf als persoon verwees, maar dat hij een hogere bewustzijnsstaat had bereikt en daardoor één met de waarheid was geworden? Is het mogelijk dat alle ware spirituele visionairen kwamen aantonen dat je uit die lagere bewustzijnsstaat kunt komen? Is het mogelijk dat de ware drijfveer achter zowel wetenschap als religie een innerlijk verlangen is, een soort herinnering van de levensstroom die ons aanzet tot het vinden van de absolute waarheid die boven de relatieve waarheid staat die wij hebben gedefinieerd?

Tijd voor hulpmiddelen
De meeste mensen realiseren zich dat de wetenschap ontstaat uit onze kennis om iets te weten te komen. De wetenschap kwam op in een tijd dat de orthodoxe religie een mind control machine was geworden die berustte op bijgelovige, door mensen gemaakte, doctrines. Daarom kun je de wetenschap beschouwen als een middel om menselijk bijgeloof te overwinnen. Maar wat als dit bijgeloof nu eens niet uit religie voortkomt, maar eerder uit de lagere bewustzijnsstaat? De wetenschap is een middel om verder te kijken dan de relativiteit van die bewustzijnsstaat om een waarheid te ontdekken die niet door menselijke overtuigingen is aangetast.

Helaas zien we nu bewijs dat de wetenschap zelf een machine is geworden voor mind control. Dus misschien is het tijd om te erkennen dat geen enkel hulpmiddel waterdicht is. Niet het hulpmiddel zelf verlost ons van ons bijgeloof, maar onze bereidheid om verder te kijken dan onze bestaande overtuigingen in plaats van op zoek te gaan naar bevestiging van die overtuigingen.

Dus het lijkt dat de sleutel om het conflict tussen de wetenschap en religie op te lossen, is dat je toegeeft dat ze allebei een hulpmiddel zijn. Als dat juist wordt gebruikt, kan elk hulpmiddel ons helpen om een waarheid te vinden die niet door menselijke overtuigingen, de relatieve, bijgelovige overtuigingen wordt beïnvloed die in de lagere bewustzijnsstaat ontstaan. Als ze allebei onjuist worden gebruikt kunnen ze een val worden die ons bindt aan onze bestaande overtuigingen en ervoor zorgt dat wij ons afsluiten voor meer inzicht.

De sleutel om beide hulpmiddelen juist te benutten, is de erkenning dat wij ons inzicht moeten baseren op proefondervindelijk, verifieerbaar bewijs in plaats van anekdotisch bewijs, theorieën en doctrines. Als de ene wetenschapper een experiment uitvoert en een bepaald resultaat behaalt, kan dit niet als bewijs worden beschouwd. De sleutel om wetenschap bewijs te accepteren is dat andere wetenschappers die het experiment herhalen, hetzelfde resultaat behalen. Er zijn mensen die denken dat het proces van verifieerbaar bewijs uniek is voor de wetenschap en dat dit de wetenschap superieur maakt aan de religie. Echter, wat is verifieerbaar proefondervindelijk bewijs in de kern van alle ware religies?

De meeste religies zijn begonnen omdat iemand een directe ervaring kreeg op een niveau van de werkelijkheid die buiten het materiële universum valt. Die ervaring kreeg de persoon omdat hij verder dan de lagere geest keek en contact maakte met een hogere geest. De persoon kreeg direct proefondervindelijk bewijs dat er iets meer is dan de lagere bewustzijnsstaat. De persoon maakte vervolgens een systeem dat in de oorspronkelijke vorm werd ontworpen om andere mensen te helpen om diezelfde ervaring te krijgen. Met andere woorden, alle spirituele visionairen kwamen ons een systematische manier tonen om verder te kijken dan de relativiteit van onze huidige bewustzijnsstaat en een waarheid te ervaren die niet door de menselijke geest wordt beïnvloed.

De Boeddha kwam om iedereen in de staat van verlichting te brengen, waarin wij ons realiseren dat alles de Boeddhanatuur is en dat het gevoel van gescheidenheid van onze bron slechts Maya, of illusie, is. Achter alle de orthodoxe doctrines kwam de Christus ons tonen dat wij ook een hogere bewustzijnsstaat kunnen bereiken. De sleutel is om ‘die geest in jou te laten zijn die ook in Christus Jezus was’, zoals Paulus het noemde. In werkelijkheid zijn alle ware religies begonnen als een systematisch, je zou kunnen zeggen wetenschappelijk, proces om de mensen een rechtstreekse ervaring te geven van een hogere waarheid. Het klopt dat de meeste religies dit oorspronkelijke doel hebben losgelaten door in de val te lopen om beelden te vormen die door mensen zijn bedacht om de oorspronkelijke bedoeling te verdonkeremanen. Maar nogmaals, is dat een fout van de religie of de menselijke psyche?

Deze manier van redeneren leidt tot een vanzelfsprekende vraag. Als alle religies berusten op visioenen van een spirituele wereld die boven de materiële wereld ligt, hoe kunnen religies dan zo verschillend zijn, zelfs elkaar tegenspreken? Hier zijn meerdere antwoorden op mogelijk.

De relativiteitstheorie zegt dat alles energie is. Energie wordt vaak beschreven als een vorm van vibratie. Het spirituele rijk zou gewoon uit energie kunnen bestaan die een hogere vibratie heeft dan de energie in het materiële universum. Net zoals bij de toonladder zouden er misschien ook verschillende niveaus, of octaven, kunnen zijn in het spirituele rijk. De menselijke geest lijkt te functioneren als een radio-ontvanger en door aan de knop van het bewustzijn te draaien, kunnen wij onze geest op een vibratie afstemmen die boven de materiële wereld ligt. Als verschillende mensen hun bewustzijn op verschillende niveaus afstemmen van de niet-materiële wereld, dan zou dit het verschil in spirituele visioenen kunnen verklaren.

Een andere factor zijn de ontdekkingen van de kwantumfysica die duidelijk laten zien dat wanneer wij een observatie doen, de observatie wordt beïnvloed door het bewustzijn van de waarnemer. Met andere woorden, zelfs wanneer wij een spiritueel visioen krijgen, zouden we door een gekleurde bril kunnen kijken.

Dit wijst ons op een andere fundamentele kwestie, namelijk de bedoeling van spirituele en wetenschappelijke kennis.

De rol van het bewustzijn
Voor wij over die vraag nadenken, zullen we naar een van de belangrijkste blokkades kijken om wetenschap en religie te verenigen, namelijk het feit dat veel wetenschappers beweren dat spirituele en mystieke ervaringen worden beïnvloed of zelfs geproduceerd door de geest van de persoon, terwijl wetenschappelijke experimenten niet door het bewustzijn van de wetenschapper worden beïnvloed. Wij hebben al gezegd dat de relativiteitstheorie en de kwantumfysica de geldigheid van die bewering heeft ondermijnd. Helaas zijn de meeste mensen die deze geavanceerde terreinen van de wetenschap begrijpen, wetenschappers en geen filosofen. Daarom zijn er opmerkelijk weinig wetenschappers bereid om naar de filosofische consequenties van de moderne natuurkunde te kijken.

Maar je hoeft echter geen wiskundige te zijn om de implicaties hiervan te begrijpen. De relativiteitstheorie zegt dat elke observatie wordt beïnvloed door ons referentiekader. Als wij niet weten dat dit invloed heeft, kunnen we niet weten of onze observatie nauwkeurig is. De kwantumfysica zegt dat elke observatie een product is van de hele gemeten situatie en dat het bewustzijn van de waarnemer een integraal en onafscheidelijk deel van die situatie vormt.

De logische consequentie is dat ons bewustzijn een deel van ons referentiekader vormt. Daarom kan een wetenschap die het bewustzijn negeert, en die vasthoudt aan de bewering dat wetenschappelijke observaties niet door het bewustzijn worden beïnvloed, nooit de beste observatie van de werkelijkheid weergeven. De laatste paar decennia hebben talloze wetenschappers talloze uren besteed aan, en heeft men miljoenen dollars aan onderzoek besteed, in een poging om een theorie van alles (Theory of Everything = TOE) te formuleren. Maar de meeste van deze wetenschappers negeren nog steeds het bewustzijn. Hoe kunnen we ooit, gezien de bevindingen van de natuurkunde, een TOE construeren zonder het bewustzijn te incorporeren? En zodra we beginnen na te denken over hoe het bewustzijn wetenschappelijke observaties en de theorieën die berusten op die observaties, beïnvloedt, zal het onderscheid tussen wetenschap en religie, of beter tussen wetenschap en proefondervindelijke religie/mystiek, onvermijdelijk vervagen.

Neem nu een voorbeeld dat op gezond verstand berust. Wanneer een wetenschapper een ver sterrenstelsel door een telescoop waarneemt, toont het instrument geen beeld van een sterrenstelsel. De telescoop laat gewoon de lichtstralen door die in een bepaald patroon staan. De wétenschapper plaatst een beeld op de lichtstralen, noemt het een sterrenstelsel en geeft een bepaalde interpretatie van het woord aan ‘sterrenstelsel’. Het beeld en de interpretatie worden in de geest van de wetenschapper gevormd, net zoals het wereldbeeld dat het concept sterrenstelsel van nut maakt.

Dit betekent niet dat wetenschappelijke observaties en theorieën nutteloos of ongeldig zijn. Het betekent eenvoudig dat wetenschappers wanneer zij beweren dat wetenschappelijke theorieën ons een absoluut of onfeilbaar beeld geven van de werkelijkheid, een onvermijdelijk gegeven over het hoofd zien, of er niet in slagen te begrijpen, namelijk dat de beschrijving van het ding niet hetzelfde is als het ding zelf. Daarom zijn wetenschappers in dezelfde bewustzijnsstaat gekomen als de bewustzijnsstaat die ervoor heeft gezorgd dat heel veel religieuze mensen beweren dat een bepaalde doctrine een totaal en onfeilbaar beeld van God geeft.

Dit brengt ons weer bij de het doel van religieuze of wetenschappelijke kennis. Wanneer je gevangen zit in de relativiteit van het lagere bewustzijn, dan ben je geneigd te denken dat een specifieke theorie of doctrine het beste beeld geeft van de werkelijkheid. Dit is nauwkeurig, compleet en daardoor onveranderbaar. Bovendien is het de enige correcte manier om het fenomeen te beschrijven en daardoor moeten alle theorieën die daar van afwijken, wel fout zijn. Die bewustzijnsstaat kan nooit iets anders dan conflicten opleveren.

Wanneer je die lagere gemoedstoestand begint te ontstijgen, besef je dat het doel van kennis niet is, en ook nooit geweest is, dat je een absolute beschrijving van de werkelijkheid geeft. In plaats daarvan wordt zowel wetenschappelijke als spirituele kennis aangepast aan onze huidige bewustzijnsstaat. De bedoeling van nieuwe kennis is dat het ons een inzicht geeft dat onze huidige inzichten een beetje overstijgt, maar niet zoveel dat wij er niet in slagen om het te bevatten of te accepteren.

Dit geeft ons een nieuwe kijk op de menselijke geschiedenis. Wij zouden misschien kunnen zeggen dat we bezig zijn met een voortdurend proces waarin wij ons bewustzijn verhogen, inclusief, maar niet beperkt tot, het uitbreiden van ons inzicht in de wereld om ons heen. Soms definiëren wij een bepaald wereldbeeld als absoluut en dan vertraagt de race die onze vooruitgang is of komt tijdelijk tot een halt. Andere keren breken we uit de ketenen en nemen een gigantische sprong voorwaarts. Hoe zou het zijn als we nu eens het proces zelf erkenden in plaats van op zoek te gaan naar de allerbeste theorie? Misschien krijgen we wel nooit het allerhoogste inzicht in de werkelijkheid. Misschien is de bedoeling van de wetenschap en religie wel dat wij niet de allerhoogste theorie vinden, maar het proces volledig omarmen en daardoor onszelf vinden.

Waar komt kennis vandaan?
Laten we eindigen met na te denken over de vraag waar kennis vandaan komt. Wij hebben in principe twee opties. Die kan uit onze eigen geest voortkomen en als dat zo is dan moet die onvermijdelijk een product zijn van, en beperkt door, ons huidige inzicht. Of ze kan uit een bron komen die boven onze lagere geest staat, en dat opent de mogelijkheid dat er een bron van hogere waarheid is.

Zoals al is genoemd, wijst de relativiteitstheorie op een universum dat uit meerdere lagen bestaat waarin de materiële wereld slechts één pocket is in een groter continuüm van vibraties. Einstein had het over het ruimte-tijdscontinuüm, maar misschien bestaat er ook wel een materie-geestcontinuüm. Dit opent de mogelijkheid dat ware kennis in een hoger rijk bestaat, op een hoger vibratieniveau. Door verder te kijken dan de lagere bewustzijnsstaat kunnen we onze geest op dit hogere rijk afstemmen en waardevolle inzichten verwerven. In feite hebben Einstein en vele andere wetenschappers toegegeven dat zij een paar van hun grootste inzichten in de vorm van innerlijke visioenen of intuïtieve flitsen hebben ontvangen. Vanzelfsprekend ontvangen veel spirituele visionairen hun kennis op een soortgelijke manier.

Wij zouden ons kunnen verbeelden dat die hogere kennis in een soort kosmische database bestaat. Of we zouden ons kunnen verbeelden dat het spirituele rijk wordt bewoond door intelligente wezens die niet beperkt worden tot een fysiek lichaam of brein. Die spirituele leraren zouden dan met ons kunnen werken in een poging om ons bewustzijn te verhogen. Wanneer iemand zijn of haar bewustzijn boven de dualiteit verheft, dan zou een spirituele leraar die persoon misschien wel een specifiek inzicht kunnen geven. Nogmaals, het is niet de bedoeling om het allerhoogste inzicht te geven. Dit inzicht kan misschien zorgvuldig worden aangepast aan het huidige bewustzijnsniveau van de ontvanger.

Dit opent de mogelijkheid dat kennis een vorm van communicatie is tussen ons en een hogere vorm van intelligentie. Die communicatie zal, noodzakelijkerwijze, worden beperkt tot onze huidige kennis, onze overtuigingen en onze bereidheid om verder dan ons bestaande wereldbeeld te kijken.

Wij zouden kunnen overwegen of wij menselijke wezens bezig zijn met een proces waarin wij vragen stellen en een hogere vorm van intelligentie ons antwoord geeft. Het interessante is dat de vragen die wij stellen een fundamentele impact hebben op het type antwoord dat wij in staat zijn te ontvangen. Het is eenvoudig een feit dat wij om een intelligente vraag te stellen, enige kennis over het onderwerp moeten hebben. De holbewoner bezat niet genoeg kennis om intelligente vragen te stellen over onweer en was gedoemd in angst te leven voor dit fenomeen. Omdat wij onze kennis hebben vergroot, kunnen wij vragen formuleren die ons rationeel inzicht in onweer hebben opgeleverd. Het gevolg was dat wij onze angst voor dit fenomeen zijn kwijtgeraakt; wij zijn onze angst voor het onbekende kwijtgeraakt.

Dit brengt ons bij de conclusie dat wij, als we echt de werkelijkheid willen leren kennen, er voortdurend naar moeten streven om ons vermogen om intelligente vragen te stellen, moeten vergroten. Het fundament om betere antwoorden te krijgen is betere vragen te stellen. Daarom kunnen wij niet toelaten dat ons vermogen om vragen te formuleren en de bereidheid om die vragen te stellen, wordt afgeremd.

Alles wat ons belet om betere vragen te stellen, houdt onze vooruitgang tegen. In de wereld van vandaag zijn er een paar dingen die ons vermogen en onze bereidheid om vragen te stellen meer afremmen dan de oorlog tussen wetenschap en religie. Laten we toe dat de door mensen gemaakte doctrines ons beeld van de werkelijkheid blijven bepalen of kijken we verder dan alle door mensen opgestelde doctrines en reiken we naar een hogere waarheid?

Wie zou de kloof tussen wetenschap en religie kunnen overbruggen? Alleen de mensen die weigeren om zich te laten beperken door bestaande doctrines en hun geest openstellen voor een hoger inzicht. Alleen de mensen die het leven op een mystieke manier aanpakken. Daarom moeten we bij de mystici beginnen als wij wetenschap en religie willen verenigen. Wij zullen alleen veranderingen zien wanneer de wetenschappelijke mystici en de spirituele mystici beseffen dat zij complementaire wegen volgen naar hetzelfde doel, het doel om de werkelijkheid te ervaren in plaats van de werkelijkheid te definiëren. Stel je eens voor wat een creatieve kracht er ontketend zou worden als die mystici zouden beginnen samen te werken.