Het hoge en het lage potentieel van de geest

door Kim Michaels

Het materialisme beweert dat de geest subjectief is en dat hij een onbetrouwbaar middel is om vast te stellen wat de waarheid is, omdat hij gelooft wat hij wil geloven. Die bewering klopt, omdat mensen duidelijk geneigd zijn te geloven wat ze willen geloven – waardoor individuele geesten – zowel als de collectieve geest van een hele beschaving – in gesloten systemen kunnen veranderen. De werkelijkheid is echter dat de geest ook de vaardigheid heeft om verder te kijken dan het niveau van de subjectieve gedachten en het bewustzijn kan verhogen totdat hij kan communiceren met een hogere realiteit. Dit wordt natuurlijk zowel door de traditionele religie als het materialisme ontkend vanwege de eenvoudige reden dat die allebei worden beheerst door machtselitegroepen die de mensen willen ontkrachten en dus de ware vermogens van de geest moeten ontkennen. Dit kun je duidelijk zien aan het feit dat de meeste moderne landen schoolkinderen veel over het leven leren, maar niet één aspect dat alles wat ze ervaren, beïnvloedt, namelijk de geest of psyche. Degenen die willen genezen, moeten de verschillende aspecten van de geest ontdekken.

Wanneer je naar de geschiedenis en het dagelijkse leven kijkt, dan is het duidelijk dat het menselijke gedrag een heel breed spectrum heeft, van de meest egoïstische en ongevoelige mensen tot de meest altruïstische en onbaatzuchtige. Nogmaals, wat is het verschil tussen de mensen die egoïstisch handelen en de mensen die dat niet doen? Het materialisme beweert dat dit een kwestie is van DNA en opvoeding. Maar er is veel bewijs uit het echte leven dat die bewering weerlegt. De mensen uit arme omgevingen en omgevingen waarin misbruik van hen wordt gemaakt, zijn echt onbaatzuchtig geworden en mensen uit diezelfde familie kunnen zowel misdadigers als voortreffelijke burgers zijn. Een nader onderzoek onthult dat het ware verschil tussen egoïstisch en altruïstisch gedrag de geest van het individu is.

Eén manier om dit uit te leggen, is dat je zegt dat de geest een brede reikwijdte heeft van haar laagste tot hoogste potentieel. Een menselijke geest met een laag potentieel zie je bij mensen die krankzinnig zijn of totaal egoïsme tentoonspreiden. Maar er is ook een hoog potentieel zoals je ziet bij voortreffelijke mensen in de hele geschiedenis. Het verschil wordt gemaakt door de mate van egoïsme of onbaatzuchtigheid. Als mensen de richting opgaan van extreem egoïsme, sluiten zij hun geest af, zoals je ziet bij sociopaten die geen gevoel voor andere vormen van leven hebben.

Als je de psyche van de mensen onderzoekt die tot een machtselitegroep behoren, dan zie je dat die heel erg naar de egoïstische kant overhellen. Zij kunnen er oppervlakkig uitzien als voortreffelijke en altruïstische burgers, maar in werkelijkheid richten zij zich alleen maar op zichzelf, hun groep of een zaak die hun groep heeft bepaald. Beide groepen kunnen werken aan een zaak die voor het algemene goed is, maar het verschil is of het dient om de algemene bevolking te bevrijden of hen tot slaaf van de elite te maken.

De meeste mensen zitten ergens tussen onbaatzuchtigheid en egoïsme in, maar het punt wat belangrijk is, is dat de huidige positie van de mensen niet uitsluitend het product is van erfelijkheid of opvoeding. De psychologie is beïnvloed door het materialistische paradigma en bevordert theorieën die het individu ontkrachten door de psyche af te schilderen als een product van externe factoren waar iemand maar weinig over te zeggen heeft. Maar op de meer avant-gardistische terreinen van de psychologie en zelfhulp – evenals bij de universele spiritualiteit – wordt het in toenemende mate duidelijk dat het individu wel bij machte is om zijn of haar psyche te veranderen. Met andere woorden, ondanks dat je huidige psychologische toestand beïnvloed is door erfelijkheid en omgeving, is de menselijke psyche niet in beton gegoten. Iedereen heeft het potentieel om naar beneden te gaan naar egoïsme of omhoog naar onbaatzuchtigheid, wat betekent dat iedereen het potentieel heeft om naar persoonlijke genezing toe te werken door middel van de kracht van de geest.

Eén manier om naar zowel mentale als fysieke ziekten te kijken, is dat dit het product is van dat de geest een gesloten systeem wordt. Terwijl dit gebeurt, raakt de geest onderhevig aan de tweede wet van de thermodynamica en komt in een neerwaartse spiraal die mensen egoïstischer maakt. Dit leidt tot depressies of mentale ziekten, en kan ook het lichaam aantasten in de zin van fysieke ziekten. Het wordt zodoende belangrijk om het element van de psyche te begrijpen dat ervoor zorgt dat de mensen zich in toenemende mate op het zelf richten als een entiteit die gescheiden is van het geheel.

Het gescheiden zelf
De wetenschap heeft geleidelijk aan een onderliggende eenheid aangetoond die wijst op het feit dat het universum één ondeelbaar geheel is. Die mensen die minder egoïstisch zijn geworden, handelen alsof de wereld een ondeelbaar geheel is en dat wat zij doen dus de levens van allen beïnvloed – en dus ook dat van hen. Mensen die erg egoïstisch zijn, doen alsof ze totaal aparte individuen zijn die het recht hebben om te doen wat zij willen zonder er zelfs maar over na te denken of dit het geheel beïnvloedt en niet hoeven te oogsten wat zij hebben gezaaid. Daardoor wordt het duidelijk dat je kunt spreken over twee verschillende ‘zelven’, twee verschillende manieren om naar het individu te kijken en zijn band met een groter geheel:

• Het gescheiden zelf ziet dat de wereld gefragmenteerd is en verdeeld in aparte sferen. Hij beschouwt zichzelf losstaand van het geheel en van andere mensen. Het feit dat andere mensen anders zijn, wordt een bedreiging. Wanneer veel mensen zo denken, beschouwen ze elkaar als concurrent en dit leidt onvermijdelijk tot een voortdurende strijd om de macht en bronnen. Mensen die met het gescheiden zelf kijken, geloven ook dat zij het recht hebben om te doen wat zij goed vinden en dat zij anderen dingen kunnen aandoen zonder zichzelf te beïnvloeden.
• Het ene zelf ziet dat de wereld onderling verbonden is, een ondeelbaar geheel. Hij beschouwt zichzelf als een individu, maar niet als losgekoppeld wezen. In plaats daarvan beschouwt hij alle zelfbewuste wezens als een uitdrukkingsvorm van een groter zelf, een grotere geest. Het feit dat andere wezens anders zijn, vormt geen bedreiging maar is een bron van creatieve spanning die tot groei leidt. Mensen vullen elkaar aan en kunnen samen meer bereiken dan alleen. Zodoende is er geen strijd, maar een geest van samenwerking op grond van de erkenning dat het geheel meer is dan de som der delen – vooral wanneer de delen met elkaar concurreren. Mensen die zo denken, zien ook dat alles wat zij doen aan anderen, hen op den duur ook zal beïnvloeden, omdat de wereld een onderling verbonden geheel is. Daardoor begrijpen zij de tijdloze waarheid dat het universum een spiegel is en dat de kosmische spiegel naar je zal reflecteren wat je anderen aandoet.

Het gescheiden zelf wordt meestal het ego genoemd door mensen die werken op het terrein van de moderne psychologie, zelfhulp en universele spiritualiteit. De oorsprong van het ego wordt meer in deel twee onderzocht, maar op dit moment is het belangrijk dat je begrijpt dat je ego een filter vormt dat kleurt hoe iemand persoonlijk naar de wereld kijkt. Je ego maakt hier een gesloten systeem van en voor de mensen die willen genezen, is het heel erg belangrijk dat zij begrijpen hoe dit werkt.

Waarom geloven mensen wat zij geloven?
Wanneer je kijkt naar de hoeveelheid menselijke overtuigingen, dan wordt het wel duidelijk dat mensen het vermogen hebben om heel vreemde ideeën te geloven. Hoe kan iemand die gelovig is, geloven dat het doden van leden van een andere religie goed is in de ogen van God en dat ze een beloning in de hemel krijgen? Hoe kan een functionaris van een kerk geloven dat het martelen van mensen om hen hun onorthodoxe overtuigingen te laten herroepen, hen zal redden van de eeuwige hel? Hoe kunnen mensen geloven dat God een oordelend wezen is in een hemel ver weg en niet op aarde is? Hoe kunnen mensen geloven dat er geen God is en dat er geen verband bestaat tussen mensen of tussen hen en de wereld waarin ze leven? Welnu, de waarheid is dat al die overtuigingen voortkomen uit de illusie dat alles gescheiden is. Die lijken alleen maar geloofwaardig wanneer je ze bekijkt door het filter – het veld dat de werkelijkheid vervormt – van het gescheiden zelf, je ego.

De eenvoudigste manier om je ego te beschrijven, is door hem te vergelijken met een gekleurde bril. Zonder die bril zie je de wereld zoals die zich werkelijk voordoet. Maar wanneer je de bril opzet, zie je dezelfde wereld, maar alles heeft nu een laagje waardoor ze enigszins anders lijkt. Als de bril bijvoorbeeld gele glazen heeft, dan zal de lucht groen lijken. Je ego lijkt op een bril die alles los van elkaar laat lijken, omdat het ego het onderliggende verband tussen alles verbergt. En zodra je alles apart van elkaar gaat zien, dan worden een aantal overtuigingen ineens geloofwaardig, terwijl iemand die de waarheid ziet dat alles één geheel is, die overtuigingen alleen maar als illusies kan beschouwen.

Maar wat vormt de kern van je ego? Dat het gescheiden is van de werkelijkheid. Daardoor kan je ego de realiteit niet rechtstreeks ‘zien’ of ervaren. In plaats daarvan ziet het ego een mentaal beeld. Dit beeld is een plaatje van de werkelijkheid die in de geest wordt gevormd door de interactie tussen de werkelijkheid en het beeld dat door het ego is geschapen. Hoe is dit mogelijk?

Om volledig te begrijpen hoe je ego de waarneming vervormt, is het opnieuw nuttig om naar de wetenschap te kijken. Wetenschappers hebben ontdekt dat alles in het materiële universum uit energie bestaat en energie is een vorm van vibratie, een golf. Wanneer twee golven elkaar tegenkomen, communiceren ze met elkaar, en die interactie heet een interferentiepatroon. Wanneer het fysieke oog de wereld ziet, gebeurt dit omdat lichtgolven het oog binnenkomen. Die golven energie worden gevormd wanneer zichtbaar licht in wisselwerking treedt met de energiegolven die de materiële dingen in de omgeving vormen. Dus zelfs het blote oog ziet een interferentiepatroon, maar toch wordt dit niet door iets kunstmatigs gekleurd.

Wanneer je een gekleurde bril voor het oog zet, dan communiceert het licht met de energie die de bril vormt. Omdat ze allebei vormen van energie zijn, wordt er een interferentiepatroon gevormd, en dat ziet het oog. Het oog ziet niet meer het natuurlijke interferentiepatroon, maar ziet een kunstmatig patroon en daardoor klopt de waarneming niet meer of is die niet meer natuurlijk. Als iemand bij zijn geboorte gele contactlenzen had ingekregen en de wereld nooit had gezien zonder de lenzen, zou hij er helemaal van overtuigd zijn dat de lucht groen is. Als iemand ook nooit de wereld heeft gezien zonder het filter dat zijn ego is, is hij er volledig van overtuigd dat het beeld van zijn ego de realiteit is. Maar je kunt dit nog op een dieper niveau van inzicht bekijken door te kijken naar de kwantumfysica.

Kwantumfysica en hoe mensen de wereld zien
Voor de opkomst van de kwantumfysica – wat de klassieke natuurkunde wordt genoemd – zeiden de wetenschappers dat de wereld uit twee elementen werd gevormd. De ene was vaste materie, die werd gevormd door heel kleine elementaire deeltjes, waarbij de term ‘elementair’ betekende dat ze niet verder konden worden gesplitst, omdat ze geen innerlijke delen hadden. Het andere element waren energiegolven die altijd vibreerden, die zich door een medium heen bewogen of uit stilstaande golven bestonden, wat een energieveld wordt genoemd.

Toen fysici de wereld van de subatomaire deeltjes begonnen te bestuderen, ontdekten ze dat de lijn tussen materiedeeltjes en golven wazig leek. Het is in feite zo dat als een wetenschapper op zoek is naar een golf, het subatomaire deeltje zich zal gedragen als een golf. Maar als de wetenschapper op zoek is naar een deeltje, zal dezelfde subatomaire entiteit zich gedragen als een deeltje. Dit heet de golf-deeltje-dualiteit en laat de meeste wetenschappers nog steeds versteld staan. De verklaring is echter heel eenvoudig.

De kwantumfysici hebben bewezen dat wanneer een wetenschapper een observatie doet van de subatomaire wereld, de uitkomst van het experiment het resultaat is van de interactie tussen drie elementen: de subatomaire entiteit, het instrument dat is gebruikt en de geest van de wetenschapper. Maar alle drie elementen zijn gemaakt van energie, wat betekent dat het vormen van energiegolven zijn. De wetenschapper ziet dus een interferentiepatroon dat wordt gevormd door de interactie tussen drie vormen van energiegolven, namelijk die van de subatomaire entiteit, die van de deeltjesversneller en die van de geest van de wetenschapper. De wetenschapper maakt geen objectieve of neutrale observatie van een apart fenomeen. De wetenschapper is deel van een geheel dat met elkaar verbonden is en zijn of haar geest schept het interferentiepatroon mede, omdat het wordt geobserveerd. Met andere woorden, de wetenschapper ziet niet een gescheiden object, omdat alles wat menselijke wezens zien een interferentiepatroon is dat door de geest wordt beïnvloed.

Het feit dat een subatomaire entiteit zich zowel kan gedragen als een golf als als een deeltje toont iets heel belangrijks aan. De subatomaire entiteit is noch een golf noch een deeltje – het is iets totaal anders, iets waar de menselijke geest zich nog niet een beeld van kan vormen. Met andere woorden fysici zijn zo gericht op het zien van de wereld in golven of deeltjes dat zij de subatomaire entiteit niet kunnen zien zoals die werkelijk is. In plaats daarvan zien ze het resultaat van het feit dat hun geest een mentaal concept – golf of deeltje – probeerde op te leggen aan de werkelijkheid. Die mentale constructie wordt in een golfvorm veranderd door de geest en terwijl die in wisselwerking treedt met de subatomaire entiteit, wordt er iets gevormd wat eerder niet bestond – een interactie tussen een objectieve realiteit en het subjectieve beeld dat in de geest zit.

Let op dit essentiële punt. Wetenschappers bekijken de wereld door een specifiek filter, namelijk hun huidige inzicht, paradigma of wereldbeeld. Volgens dit wereldbeeld moet het universum gemaakt zijn van golven en deeltjes. Dus als ze subatomaire entiteiten bestuderen, kijken ze niet echt naar de werkelijkheid zoals die echt is – zij bekijken hoe zij de realiteit in hun wereldbeeld kunnen passen en zich te gedragen als óf golven óf deeltjes. Daardoor kunnen ze niet de realiteit zien die hun concept te boven gaat over hoe de wereld eruit moet zien. Hoewel dit niet betekent dat alle wetenschappers door hun ego worden verblind, toont dit echter wel een belangrijke waarheid aan over hoe het ego de waarneming vervormt. Maar om dit te begrijpen moet je onderscheid maken tussen je ego en de lineaire geest.

De lineaire geest
Wetenschappers worden vaak als heel intelligente mensen beschouwd en intelligentie wordt meestal gedefinieerd in termen van een hoog ontwikkeld intellect. Het intellect is het analytische deel van de geest, en wordt vaak geassocieerd met de linkerhersenhelft. Het intellect is een fantastisch middel om mensen te helpen om de praktische aspecten van het leven te verbeteren en daarom is het intellect zo succesvol gebruikt om praktische technologie te ontwikkelen. Maar het intellect is slechts één aspect van de geest en heeft bepaalde beperkingen. Zeer intelligente mensen zijn sociaal onhandig en hebben moeite met morele en ethische concepten. Betekent het feit dat wetenschappers een virus kunnen ontwikkelen dat ieder menselijk wezen zou kunnen doden, dat zij dat ook moeten doen? Het intellect heeft hier geen antwoord op of zal ‘ja’ zeggen. Om een completer beeld te krijgen moet je de rechterhersenhelft benutten, die vaak wordt geassocieerd met een meer holistische, sferische manier van denken, of het ‘grote plaatje’. Maar voor mensen met een zeer ontwikkeld intellect kan dit heel erg moeilijk zijn. Vandaar het populaire gezegde dat je, als je enige gereedschap een hamer is, ieder probleem beschouwt als een spijker.

Het belangrijkste dat je over het intellect moet begrijpen, is dat het een relatief vermogen is. Dit werkt door te analyseren en analyse is een daad van iets nieuws vergelijken met iets wat er al is. Het intellect schept een database met ideeën of feiten waarvan je denkt dat ze van waarde zijn of waar zijn. De database kan bijvoorbeeld feiten of ideeën bevatten waarvan je denkt dat ze waar zijn, zoals ‘de aarde is rond’. Die kan ook feiten of ideeën bevatten die als onwaar worden beschouwd zoals ‘de maan is niet gemaakt van groene kaas’. Maar in beide gevallen werd er iets in de database gestopt dat men van waarde vond en normaal dus niet hoeft te onderzoeken.

Wanneer een nieuw idee of feit wordt gepresenteerd, kan het intellect alleen maar werken als hij het vergelijkt met zijn database. De onderliggende aanname is dat de inhoud van de database klopt en dan wordt het nieuwe idee of feit beoordeeld op hoe dit zich verhoudt tot de waardevolle ideeën of feiten in de database – en dat verklaart waarom mensen konden geloven dat de aarde plat was. Als een nieuwe observatie een waardevol idee in de database tegenspreekt, dan neemt het intellect aan dat de nieuwe observatie niet helemaal goed is. Maar wat zou er gebeuren wanneer een nieuw idee gewoonweg niet kan passen in een van de bestaande categorieën in de database?

Een voorbeeld hiervan zijn de bevindingen van de kwantumfysica. Wetenschappers hebben een ‘feit’ aan hun database toegevoegd, namelijk dat het universum wordt gemaakt van materiedeeltjes en energiegolven. Dus wanneer ze dan het niveau van de subatomaire deeltjes observeren, proberen ze onbewust dit beeld te laten bevestigen met hun observaties, wat betekent dat hun observaties moeten overeenkomen met hun beeld van hoe deeltjes zich gedragen of hun kijk op hoe deeltjes zich gedragen. Als een subatomair deeltje er niet mee overeenkomt of juist met beide overeenkomt, is het resultaat verwarring. Het intellect kan die verwarring niet alleen oplossen en als mensen alleen hun intellect gebruiken, zitten ze vast, zitten ze in een impasse, zij zitten in een mentale catch 22.

De consequentie van de manier waarop het intellect functioneert, is dat het intellect een heel duidelijke beperking heeft. Het intellect functioneert binnen een van te voren vastgesteld kader, maar is niet in staat om dit kader te definiëren of te onderzoeken en uit te breiden. Denk er bijvoorbeeld eens aan dat wetenschappers eeuwenlang hebben nagedacht over het mysterie waarom zware voorwerpen op de grond vallen. Toen definieerde Isaac Newton een oplossing, namelijk dat er een zwaartekracht is die aan alle objecten trekt die massa hebben. Hij gebruikte dit inzicht om de zwaartekrachttheorie te vormen en dit werd het fundament voor het vormen van een database in de geest van natuurkundigen. Het intellect kan heel goed verder bouwen op zo’n fundament en wetenschappers hebben het fundament dat Newton heeft gelegd, gebruikt om geavanceerde kennis over zwaartekracht te ontwikkelen en dit zorgde ervoor dat zij complexe technologie konden ontwikkelen, waaronder een raket naar de maan sturen. Alle volgende ontwikkelingen werden met het intellect gedaan, maar de oorspronkelijke ontdekking werd niet met het intellect gedaan.

Isaac Newton gebruikte het intuïtieve of holistische aspect van de geest om de conceptuele sprong te maken en de zwaartekracht te ‘zien’ die de wetenschappers tot dusver niet hadden gezien – hoewel die vanzelfsprekend al die tijd zijn werk al had gedaan. Columbus benutte ook zijn intuïtieve vermogens om de conceptuele sprong te maken door te zien dat de aarde rond was en Einstein heeft hetzelfde gedaan om de relativiteitstheorie te bedenken. Einstein noemde het intuïtie voor ‘het mysterieuze’ en zei: “Het mooiste wat wij kunnen ervaren, is het mysterieuze. Het is de bron van alle ware kunst en wetenschap. Voor wie deze emotie vreemd is, wie niet meer kan pauzeren om je te verwonderen en te verzinken in ontzag, is zo goed als dood: zijn ogen zijn gesloten.”

Het belangrijke punt is dat het intellect een relatief vermogen is dat werkt door alles wat nieuw is te vergelijken met iets wat men al kent. Dus zodra een specifiek wereldbeeld de intellectuele database is binnengekomen en is geaccepteerd als iets wat klopt, aarzelt het intellect om dit te onderzoeken. Daarom vinden mensen die uitsluitend op hun intellect vertrouwen het heel moeilijk om buiten hun mentale kader te denken. Het intellect heeft de neiging om een gesloten systeem te maken van de geest, omdat alles wat hun mentale kader zou kunnen vergroten, als ondeugdelijk wordt verworpen.

Maar dit wil niet zeggen dat het intellect zelf het probleem is. Het probleem ontstaat wanneer het ego op het intellect bouwt en een waardeoordeel aan de database toevoegt die door het intellect is gemaakt.

Het waardeoordeel van het ego
Het intellect of de lineaire geest, is een relatief vermogen. Dit werkt door alles te vergelijken met wat er in de database zit. Maar het intellect velt niet de belangrijkste oordelen. Het intellect kan bijvoorbeeld niet bepalen wat de allerhoogste waarheid is of wat absoluut fout of goed is. Wanneer hij een vraag krijgt zoals: “Moeten wetenschappers een atoombom ontwikkelen?”, dan kan het intellect argumenten bedenken die voor of tegen die daad zijn, maar het kan geen eindbeslissing nemen. Die eindbeslissing moet door een ander deel van de geest worden genomen – de vraag is in welk deel van de geest. Er zijn twee opties:

• Het ene zelf is een hoger deel van de geest en je krijgt er toegang toe met je intuïtie, vaak geassocieerd met de rechterhersenhelft en holistisch denken. De hogere geest denkt eigenlijk niet in termen van goed of fout, maar beoordeelt alles volgens de realiteit dat al het leven deel uitmaakt van een onderling verbonden geheel. Dus elke actie zal dienen om het leven te verheffen of het geheel minder te maken. Voor het ene zelf, kun je het beste iets doen wat het geheel verheft, terwijl iets doen wat het geheel minder maakt, niet optimaal is.

• Het ego berust op de illusie dat alles gescheiden is en kan geen beoordeling geven op grond van wat het beste is voor het geheel – omdat hij het geheel niet kan zien. Het ego beoordeelt iets dus op grond van een aspect van de illusie dat de wereld is gefragmenteerd en dat het ego een apart wezen is. Dit wereldbeeld kan veel vormen aannemen, maar die hebben alle gemeen dat het ego bepaalde ideeën onbetwistbaar vindt en er daarna een waardeoordeel over velt dat ze absoluut waar of absoluut echt zijn. Dit leidt onvermijdelijk tot een dualistisch conflict, omdat elk idee dat anders is dan, of niet overeenkomt met, de ideeën van het ego, als fout of onecht moet worden beschouwd. Het ego is dus het vermogen van de geest dat het fundament legt voor een epische strijd tussen twee tegengestelde krachten, de ene die wordt beschouwd als het grootste goed, en de andere die als het absolute kwaad wordt beschouwd.

Dit inzicht leidt tot een van de hardnekkige mysteries van het menselijke bestaan, namelijk waarom mensen er absoluut van overtuigd kunnen zijn dat ideeën waar zijn die later als ongehoord worden beschouwd. Hoe konden de middeleeuwse inquisiteurs er absoluut van overtuigd zijn dat zij Gods werk deden als zij mensen martelden? Hoe konden de nazi’s er absoluut van overtuigd zijn dat hun ‘Endlösung’ gerechtvaardigd was en tot een betere wereld zou leiden? Hoe kan een moderne zelfmoordenaar die zichzelf opblaast, ervan overtuigd zijn dat het doden van burgers zal leiden tot een beloning in de hemel?

De reden is een combinatie van de relativiteit van het intellect en het waardeoordeel van het ego. Dit gaat zo. Het intellect kan argumenten vinden die voor of tegen een probleem zijn, maar kan niet als laatste beslissen welk argument het beste is. Er waren bijvoorbeeld wetenschappers die het noodzakelijk vonden dat er een atoombom werd ontwikkeld, terwijl Albert Einstein weigerde om hieraan mee te doen.

Het onvermogen van het intellect om de uiteindelijke oordelen te vellen, wordt gecompenseerd door het ego, dat dergelijke beslissingen neemt op grond van zijn waardeoordeel over wat juist of onjuist is, goed of slecht is. De combinatie werkt op een heel subtiele manier die door de meeste mensen niet herkend wordt.

Waarom mensen de meest onmenselijke daden kunnen goedkeuren
Denk bijvoorbeeld eens aan een middeleeuwse inquisiteur die beweert dat hij een volgeling van Christus is (die tegen zijn volgelingen heeft gezegd dat zij nooit weerstand moesten bieden aan het kwaad en de andere wang moesten toekeren). Hoe kan iemand die beweert dat hij Christus vertegenwoordigt, daden plegen die zo duidelijk tegen de geboden van Christus indruisen? De reden is dat de persoon zijn intuïtieve of holistische geest niet heeft gebruikt om rechtstreeks kennis van Christus en zijn ware leringen te ontvangen. Hij is in plaats daarvan opgevoed in een omgeving die zulke directe ervaringen ontmoedigd en zegt dat de mensen Christus alleen kunnen kennen via de doctrines van de kerk (die in handen zijn van de machtselite). De machtselite die de kerk beheerst, zit in de illusie van het gescheiden zelf (anders hoefde ze niet anderen in haar macht te hebben) en daardoor kan zij de ware leringen van Christus niet kennen. In plaats daarvan verspreidt het instituut dat zij heeft gevormd doctrines die mentale beelden van Christus zijn. Maar die mentale beelden worden gebaseerd op de illusie van een gefragmenteerde wereld en de realiteit die het gescheiden zelf waarneemt.

Het wereldbeeld dat de kerk verspreidt is een dualistisch beeld, waarin er zelfs een epische strijd bestaat tussen twee tegengestelde krachten, namelijk God en de duivel, het goede en het kwade. Er wordt beweerd dat Christus naar de aarde kwam om de enige ware kerk te stichten en dat de enige weg naar verlossing is dat je lid wordt van die kerk, haar doctrines aanhangt en haar leiders gehoorzaamt – en het alternatief is dat de ziel in de hel wordt gemarteld tot in het oneindige.

De inquisiteur was daardoor geprogrammeerd om bepaalde absolute ‘waarheden’ te accepteren en ze in zijn database op te slaan (hier wordt ‘hij gebruikt omdat er geen vrouwelijke inquisiteurs waren). Die absolute waarheden worden gekleurd door het waardeoordeel van het ego, namelijk dat zij het goede vertegenwoordigen, terwijl alles wat dit tegenspreekt, het kwade vertegenwoordigt. De combinatie vormt een gesloten mentaal kader dat de meeste mensen maar moeilijk kunnen onderzoeken.

Maar hoe kan een weldenkend persoon accepteren dat het gerechtvaardigd is om mensen te martelen en hen op de brandstapel te verbranden als zij hun heidense overtuigingen niet willen herroepen? De reden is dat het intellect argumenten kan bedenken die voor of tegen een kwestie zijn, wat betekent dat het relatieve vermogen van het intellect een argument kan geven waarom de inquisitie nodig is. Het intellect kan ook argumenten bedenken die tegen de inquisitie zijn, maar wanneer het waardeoordeel van het ego eraan wordt toegevoegd, kunnen die argumenten, zelfs als het werk van de duivel, van tafel worden geveegd.

Het mechanisme is dat het waardeoordeel en het epische wereldbeeld van het ego bepaalde onbetwistbare ideeën en absolute waardeoordelen hebben toegevoegd aan de onbewuste database van een persoon. En het intellect komt nu met argumenten die zeggen dat die overtuigingen juist zijn, en ook de daden die eruit voortvloeien. Wanneer je alleen naar de bevestigende argumenten kijkt, kan iemand de meest onmenselijke daden plegen die nodig zijn, gerechtvaardigd zijn, en bijdragen aan het grote goed.

De combinatie van de relativiteit van het intellect en het epische wereldbeeld van het ego leidt tot het axioma dat het doel de middelen heiligt. Hoewel de meeste mensen bijvoorbeeld een aangeboren gevoel bezitten dat doden fout is, zijn er uitzonderingen waardoor je wel mensen mag doden om een veel groter kwaad te voorkomen. Het is bijvoorbeeld beter om mensen te martelen en te kwellen dan dat hun ziel eeuwig in de hel moet branden of dat de hele wereld in handen van de duivel valt en op die manier Gods plan met het universum vernietigt. Dit specifieke psychologische mechanisme heeft mensen ervan overtuigd dat het gerechtvaardigd is om een aantal van de meest onmenselijke daden in de geschiedenis te plegen. Deze bevatten de volgende elementen:

• De illusie dat er een gefragmenteerde wereld is en een gescheiden zelf bestaat.
• Het waardeoordeel van dit gescheiden zelf, of ego, leidt tot de overtuiging dat de wereld in een epische strijd verwikkeld is tussen goed en kwaad.
• De relativiteit van het intellect dat argumenten kan presenteren die voor of tegen een daad zijn. Maar wanneer het waardeoordeel van het ego argumenten ‘ontzenuwt’ om een actie uit te voeren, zijn de mensen er absoluut van overtuigd dat de actie gerechtvaardigd is.