Geascendeerde Meester Jesus, 28 oktober 2009
Toen ik op aarde was, in de bergen van Galilea, werd ik de meestal vergezeld door mijn geliefde metgezel, Maria Magdalena. We bekleedden destijds een spiritueel ambt dat de Twee Getuigen heette: degenen die de Vlam van Christus in de mannelijke en vrouwelijke polariteit belichamen. En door zich te verenigen, één te zijn en in harmonie, kunnen ze dat spirituele ambt bekleden. Toen ik op aarde was, hadden veel mensen kritiek op mijn relatie met Maria Magdalena, want wij waren niet getrouwd, toch waren we in alle opzichten elkaars metgezel. Ze gebruikten dit zelfs als excuus om mij af te wijzen, want ik hield mij niet aan hun traditie. Ik zocht niet de goedkeuring van mensen, maar enkel de goedkeuring van God.
De reden dat Maria en ik destijds metgezellen waren, was dat wij wisten dat de kracht van de Geest, ons één zijn, nodig was om mijn missie in evenwicht te houden, want ik had dit niet kunnen doen zonder mij te verenigen met de vrouwelijke polariteit, de goddelijke metgezel die ook geschapen werd toen mijn levensstroom werd geschapen. Wij konden ons niet door iets op aarde laten belemmeren, toen we elkaar fysiek ontmoetten. Het was noodzakelijk om alles los te laten, alles op te geven, hoe dat ook in de ogen van de mensen leek – die dat door hun persoonlijke en epische drama bekeken, door hun tradities en dat scherp veroordeelden, zou je kunnen zeggen.
Dit staat niet in de Bijbel, maar Maria Magdalena was getrouwd toen ze mij ontmoette en ze verliet haar echtgenoot om mij te volgen. Ze kon niet scheiden en daardoor konden wij niet trouwen. Dit was natuurlijk voor veel mensen een reden om mij te veroordelen en te vervloeken. Toch wisten wij dat die drie korte jaren die ik in dit gebied had voor deze missie, een hogere bedoeling hadden waaraan moest worden voldaan. Dus konden wij de mens niet laten scheiden wat God in het begin had samengebracht. Dit is natuurlijk de waarheid.
Wanneer een ambt, een spirituele kans, zich voordoet en er mensen zijn die hem kunnen bekleden en als ze daartoe bereid zijn, dan moeten ze de hand aan de ploeg slaan en nooit meer achteromkijken, want als ze achteromkijken, zouden ze in oude patronen en drama’s kunnen terugvallen en dus kijken ze op naar mij, de Levende Christus, terwijl ik tegen jullie allen zeg: “Wat doet het ertoe, volg mij.” Laat de doden de doden begraven. Kom bij mij op de berg van transfiguratie, waar je een gedaanteverwisseling ondergaat en jij jezelf niet eens meer herkent als degene die je gisteren was, of een jaar of tien jaar geleden.
Dit is een aanbod dat ik allen doe die discipel wil zijn van de Levende Christus in deze tijd, die weten dat ze geïncarneerd zijn om dat Christusschap te manifesteren als een van de tienduizend, een van de miljoenen mensen. Kijk niet achterom, kijk vooruit. Sla je hand aan de ploeg die ik al in beweging heb gezet, die al momentum heeft gekregen, die de velden omploegt en het echte van het onechte scheidt. En wanneer je de onvermijdelijke trekkracht van andere mensen tegenkomt, dan maak je contact met mij in jouw hart en zeg je: “O Jezus, het kan mij niets schelen; ik volg jou.” Je zult de terugkomende stroom voelen omdat ik de onvoorwaardelijke liefde naar jouw hartchakra stuur om het vuur aan te wakkeren dat er al brandt – zodat je het zelfs nog helderder kunt voelen branden en weet dat dit de ware ster van Bethlehem is die je naar de geboorteplek van Christus brengt.
Dit is een deel van een langere lering. Het hele dictaat kun je hier lezen.